Aantekeningen


Treffers 951 t/m 1,000 van 1,568

      «Vorige «1 ... 16 17 18 19 20 21 22 23 24 ... 32» Volgende»

 #   Aantekeningen   Verbonden met 
951 O. Rijstuin 13 ZWARTENDIJK, Petronella (I330)
 
952 Oeds woont als jongeman – en misschien vanaf zijn geboorte al – in wijk F, nr 19/375; het pand op de hoek van Nieuwestad en de Nieuwesteeg waar zijn vader handel dreef. Het hoekpand bestaat nog steeds (naast café Dikke van Dale) en met het juiste licht is op de fries van de gevel nog het opschrift ’P. en O. Plantenga heerenkleding’ te lezen.
In maart 1845 neemt Oeds samen met zijn broer Petrus Tjallings de manufacturenzaak over van hun vader, die tot dan toe door hun moeder was bestierd (zie not.arch. Leeuwarden, C.W. Semler, 077029/19 dd 05-03-1845). In oktober van dat jaar verhuist hij met zijn moeder naar wijk 36, nr. 24, nadat zijn zus Oeke jong is overleden. De zaak blijft nog bestaan tot na 1930. Zijn naamgenoot Oeds Tjalling Broers Plantenga wordt bij zijn overlijden in dat jaar genoemd als ‘eigenaar van heerenkledingmagazijn P. en O. Plantenga’. In 1847 weet hij, met zijn huwelijk in aantocht, onder de militaire dienst uit te komen door nummerverwisseling. In het document daarover wordt ook zijn uiterlijk beschreven: 1 el 760 st. lang, ovaal gezicht met breed voorhoofd, blauwe ogen en bruin haar.

Oeds is in 1858 samen met zijn broer Broer mede-oprichter van de vereniging ‘Eigen brood bovenal’, die tot doel heeft de huisvesting en het maatschappelijk geluk van de minder bedeelden en daklozen in Leeuwarden te bevorderen. Hij wordt na 1861 voogd over de minderjarige kinderen van zijn zwager Jan Krak, die krankzinnig werd en overleed in het gesticht. De gehele familie – waaronder een militair, een winkelbediende en een apothekersleerling – trekt in dat jaar vanuit Nijmegen tijdelijk bij hem in. Al eerder was hij toeziend curator, getuige de inventaris van 20 juni 1854 (not arch Leeuwarden, J Albarda (inv nr 078065/191). Maar het lijkt erop dat zijn voogdschap in 1865 al wordt ingetrokken (idem, H. Albarda (078089/30 dd 20-02-1865). Uit het bevolkingsregister valt op te maken dat de kinderen eind februari 1862 hun eigen weg gaan. Oeds woont op dat moment – althans in 1860 in wijk G, nr. 80. Zijn broer woont nog steeds in de zaak aan Nieuwestad, F 19. Beiden behoren tot de hoogst aangeslagenen voor de rijksbelastingen in Friesland.

Van 1864-1874 is Oeds - net als veel van zijn familieleden - voogd van het Sint Anthony Gasthuis in Leeuwarden, kennelijk een favoriete post voor de gegoede klasse in Leeuwarden. In dezelfde tijd zijn dat onder meer JH Albarda, de notaris, mr. Jacobus Zeper en Wijnandus Winterswijk Kutsch. Hij is ook geruime tijd diaken van de hervormde gemeente in Leeuwarden. Na het overlijden van zijn zijn broer en zakelijk partner Petrus gaat de onderneming gewoon verder, maar nu met zijn schoonzus Catharina Veen. Op 12 december 1876 laat hij voor notaris De Haan zijn vennootschap met broer Petrus ontbinden en zet hij de zaak voort met zijn zoon Tjalling Broer en zijn neef – zoon van broer Petrus – die ook al Tjalling Broer heet. Ook deze onderneming is een handel in lakens en manufacturen.

Bij het overlijden van zijn vrouw in 1855 woont Oeds aan de Grote Kerkstraat F 258; toevallig staat daar ook het Sint Anthony Gasthuis. 
PLANTENGA, Oeds (I454)
 
953 Oeds wordt op 16 oktober 1808 ’op belijdenis’ in de doopsgezinde gemeente van Leeuwarden. Pas in 1837 staat hij vermeld als lidmaat.

Oeds maakt stevig carrière. Nog in 1813 wordt hij ’tichelaar’ of steenbakker genoemd, later klimt hij op tot koopman (met name van vastgoed en bouwland) en zelfs wethouder in Leeuwarden. Van 1812 tot en met 1815 voogd van de Stads Armenkamer te Leeuwarden; van 1834-1855 voogd van het St.-Anthonygasthuis te Leeuwarden. Betaalt in 1819 minimaal 200 gulden belasting per jaar.

In 1832 wordt Oeds genoemd in het kadaster van Leeuwarden als eigenaar van drie huizen in sectie B, de percelen 61, 131 en 132.. Het eerste is slechts 36 m2 groot, maar 131 en 132 zijn samen 640 m2 en bieden ruimte aan twee huizen, een erf en een cementfabriekje. Daarnaast bezit de koopman in Ternaard, sectie A, bijna 20 hectare aan bouw- en weiland, in Jelsum ongeveer net zoveel plus een groot perceel met een steenoven en huizen. In hetzelfde jaar is hij bewoner van Ulfarda State te Hantumhuizen (zie www.stinseninfriesland.nl), gemeente Dongeradeel. Het Fries Museum in Leeuwarden bezit een portret van hem, vervaardigd in 1836 door Tjeerd Eernstman. Hij wordt in de beschrijving ‘steenfabrikant’ genoemd.

In 1835 verkoopt hij een lap grond van 93 are tegen 2200 gulden, gelegen aan het Sneeker Tolhuisdijkje net onder Huizum (bij Leeuwarden). Daar verrijst later een grote textielfabriek.

Bij zijn overlijden woont hij aan de Voorstreek in Leeuwarden, sectie A 77 tot en met 79. Hij is ook eigenaar van sectie B 131-132 en 1703. De memorie van successie vermeldt verder: legaten voor 'vreemden': Geert Rosema, commies gemeentebelastingen (geboren 29/3/1795: lijfrente fl. 100, per jaar en kleding ad fl. 45, ), z'n kantoorbediende Roel Los (fl. 100, ), Thijs Yedama, tasker te Lekkum (fl. 100, ), Johannes Stienstra, idem Dronrijp (fl. 100, ), z'n knecht Jan v.der Heide, te Lekkum (fl. 50, ), tuinman Albert Kerkhof, aldaar (fl. 50, ), huishoudster Janke de Jong (geboren 15/5/1803: lijfrente per kwartaal fl. 52, ), dienstmeid Louise de Vries (fl. 100, ) en mede executeur testamentair Jan Albarda Horatiuszoon, notaris (fl. 500, ). (nog 30 vastigheden waaronder Achter de Hoven L.244, sectie G.782/783, de buitengelegenheid op Snakkeburen sectie D.319 323 met woningen en huis D.289 aldaar, zathes aan Dokkumer Ee te Miedum sectie D.104, 131 144 en te Wijns A.247, 303, 334 337, 341 343, 'Hommema state' aan Franekerweg nabij Kingmatille en te Ternaard/ Hantumhuizen, tichelwerken c.a. te Jelsum sectie D.316/316a en D.539 en te Dronrijp D.455, 21a b, 22, 456/457 en grond) 
WALLER, Oeds (I2194)
 
954 Oeds zet de comestiblenzaak van zijn vader voort aan de Tuinen 44 te Leeuwarden. In 1887 keert hij daartoe terug naar Leeuwarden vanuit Den Haag. Onder vele andere aantrekkelijke artikelen (zoals de vruchtengelei van de Haagsche Margarinefabriek onder de naam ‘Dubbele Ooijevaar’) vrkocht hij de Potomac Flower tabak: zeer licht, fijn geurig, en toch maar 100 cent per 5 ons. PLANTENGA, Oeds Broers (I1243)
 
955 Officieel waarschijnlijk ’Margareta’. In haar eerste huwelijk met Bernard Schot krijgt Grietje vijf kinderen, van wie er niet een de kindertijd overleeft. Bij haar tweede huwelijk moet zij al zwanger zijn geweest van haar dochter Magdalena. VAN OORT, Grietje (I1992)
 
956 Oldehoofsterkerkhof KNOCK, Berbera Sophia (I2990)
 
957 Oldehoofsterkerkhof KNOCK, Dr. Barold Johan (I3001)
 
958 Olfert is weduwnaar als hij met Neeltje Pieters trouwt. SPANJER, Olfert Jansz (I3037)
 
959 Om 14 uur ‘s middags VAN HEEMSKERCK DÜKER, Willem Frederik (I25)
 
960 om 2 uur ’s nachts, in het huis aan de Oude Westerstraat DUKER, Huberta Johanna (I38)
 
961 om 3 uur ’s ochtends VAN HEEMSKERCK VAN BEEST, Willem Frederik (I64)
 
962 Om 5 uur ‘s ochtends VAN HEEMSKERCK DÜKER, Willem Frederik (I7)
 
963 Om duistere reden ‘tante Kiek’ genoemd door neef Winne van Heemskerck Duker DE RIDDER, Henriëtte Maria Helena (I1723)
 
964 Omdat Gerrit zo onverstandig was te huwen met de zuster van Gerard van Velzen, werd hij na de moord op Floris V met zijn kinderen verbannen uit Holland. VAN HEEMSKERCK, Ridder Gerrit (I449)
 
965 Onachterhaalbaar is waarom de meeste (niet alle) kinderen van het echtpaar Heesman/Rörik de moedersnaam aannamen. Een reden zou kunnen zijn dat de boerderij haar eigendom was. HEESMAN, Jan (I574)
 
966 Ondanks zijn jeugdige leeftijd laat het kind 2338 gulden na, plus een aandeel in Deinumerzuipmarkt (F19, sectie C 848) uit de erfenis van grootvader Tjalling Broers. PLANTENGA, Izaak Gerard (I1677)
 
967 Ondertekent overlijdensadvertentie van Adriaan Zwartendijk COKART, Jeanne Marianne (I512)
 
968 ondertrouw Gezin F2363
 
969 Ondertrouw Gezin F2404
 
970 ondertrouw Gezin F2406
 
971 ondertrouw Gezin F2407
 
972 ondertrouw Gezin F2408
 
973 ondertrouw Gezin F1444
 
974 ondertrouw 20 mei 1687 Gezin F2489
 
975 Ondertrouw A’dam: Christiaan is dan weduwnaar van Antje Drookan. Hij woont aan de Leidschestraat tussen Heren- en Keizersgracht. De voogdij over zijn ’voorzoon’ Daniël laat hij over aan Hendrik Drokan en Willem Fasseur. JANSON, Christiaan (I3045)
 
976 Ondertrouw voor de kerk Gezin F1443
 
977 Ondertrouw voor de kerk Gezin F1570
 
978 Ongehuwd. Hij en zijn beide zusters woonden aan de Poortstraat 24 (eerst genummerd als 10), Utrecht. Na zijn overlijden verhuisden de beide vrijsters naar de Bleijenburgkade 9. DUKER, Arnoldus Cornelis (I319)
 
979 Onzeker, maar vrijwel 100 procent waarschijnlijk. Hij overleed ‘na een Zukkeling van ongeveerd agt weeken’. De weduwe neemt zijn zaken over. PLANTINGA, Broer Pieters (I1678)
 
980 Onzeker. DÜCKER, Arnoldus (I739)
 
981 Onzeker. DE BEIJ, Maria (I740)
 
982 Onzeker: uitzoeken! STIEMER, Jannetje (I493)
 
983 Ook bekend als ’Blommeijer’. LOHMEIJER, Cornelis (I2635)
 
984 Ook deze Gijsbert wordt ’de jonge’ genoemd, in het testament van zijn vader. VAN LEEUWEN, Gijsbert (I3018)
 
985 Ook genaamd Stijntje. VAN DER PES, Christina Pietersdr. (I377)
 
986 Ook genaamd ‘Leeuwen a Gouda’ VAN DER GOUDE, Heyltje (I975)
 
987 Ook genoemd: Maycken. Van haar grootmoeder Margaretha Mattheusdr. erfde Maria een flink bedrag. Haar man Robbert Splinter machtigt in 1630 iemand om namens hem de jaarlijkse rente te ontvangen van een kapitaal van tienduizend gulden. Maria’s zuster Gooltje erfde eenzelfde kapitaal. Maria is volgens de Afkomste de enige van de vijf kinderen die trouwde, maar Huydecoper meldt dat ook Gooltje een man had. VAN BEEST VAN HEEMSKERCK, Maria (I1065)
 
988 Ook genoemd: Teslart en (het waarschijnlijk juiste) Pestart. Om te onderstrepen dat Van Heemskerck niet zomaar een wicht huwde, geeft Huydecoper alle 16 kwartieren van deze dame:
Pestart Fannius
Slicher Guldewagen
Crommelin Baan
de Hochepied De Ridder
Bossu Van Sypesteijn
Spiegel Lorijn
Faquelet Van Wesel
Spiegel Wijnandts 
TESTART, Geertruid Catharina (I1344)
 
989 Ook getrouwd voor Waalse kerk, waar Antonia toe behoort. Gezin F81
 
990 ook haar enig kind is op Java overleden. VAN HEEMSKERCK VAN BEEST, Johanna Henriëtta Wilhelmina (I1421)
 
991 Ook hier verwarring over de doopnamen: Lapikas noemt ‘Johanna’ als tweede naam, Kuiperi houdt het op ‘Jacoba’. Dit ritueel over correcte namen zal zich herhalen bij de moeder van Huberta Johanna van Walsem, de eerste vrouw van P.G. Duker. SCHIRMER, Christina Jacoba (I1706)
 
992 Ook Hillegonda is een nicht van haar echtgenoot DE LA FAILLE, Hillegonda Jacoba (I432)
 
993 Ook in de familie Knock waart een dominee rond, Wesselus Knock, die in dezelfde kerk preekt als Wynand. Zijn huis in de Oosterstraat, dat in 1764 te koop staat, beschikt over een koetshuis dat gebruikt wordt door ‘de Heer Old Bouwmeester Kutsch’ Niet verwonderlijk dat Wijnands dochter met zoon Kutsch trouwt.

In een registratie van onroerend goed aan de Hooigracht in Leiden wordt Wijnandus genoemd als erfgenaam van Maria Schrijver, de weduwe van dominee Matthias Winterswijk. Hij is een van de vier erfgenamen (kinderen waarschijnlijk) samen met zijn zussen Geertruid, Clasina en Catharina. Op grond van die namen is het ouderpaar van Wijnandus vrijwel zeker.

De genealogie Molvis (stambomen van Kees Mollema en Karin Visser) weet te melden dat Wijnandus predikant was te Benthuizen bij Leiden. Een predikantenlijst uit Leeuwarden meldt hem als iemand die in 1747 vanuit Maaslandssluis kwam. 
WINTERSWIJK, Wynandus (I2989)
 
994 Ook vaak: Lachaar. Maria ondertekent de ondertrouwakte met een kruisje. Vier jaar voor de geboorte van Maria kregen haar ouders al een dochter met dezelfde naam, maar die werd niet ouder dan twee jaar. In dezelfde tijd is er nog een Maria Lachair in Amsterdam, die getrouwd is met Gerrit Egbrink. Maar de moeder van ’onze’ Maria is zeker, en dus haar vader ook. LACHAIR, Maria (I2170)
 
995 Ook wel genoemd (Cornelis) Arnoldus (bijvoorbeeld bij het overlijden van Petronella Gerarda Johanna).

Lange tijd (zeker vanaf 1766) is Cornelis klerk ter secretarie van het stadsgerecht, in welke hoedanigheid hij zeer frequent als procureur optreedt voor mensen buiten Utrecht. In 1776 wordt hij in een akte ook als ‘notaris en makelaar’ genoemd. Een akte uit 1782 meldt zelfs dat hij ‘eerste geswoorene Clerq’ is. In deze tijd is hij woonachtig aan de Breestraat. In het begin van zijn carrière lijdt Cornelis regelmatig aan geldgebrek. Zo leent hij in maart 1769 225 gulden van de apotheker Everhardus ten Bosch; in 1770 leent hij 160 gulden van ene Arnoldus Sneek en in juli 1774 nog eens 400 gulden van ene Willem Mulder, waarbij zijn mede-procureurs Jan Klemmé en Jan Jacob Kruijder borg staan. Hij is dan nog maar net notaris.

In juni 1775, kort na de dood van zijn vader, neemt Cornelis samen met zijn broer en zijn moeder een tweede hyptheek van ƒ 1100,- op het huis aan de Elizabethstraat. Zij gebruiken het als onderpand voor een lening van Engelina Geerling. Heel merkwaardig is een lening van 300 gulden in augustus 1776 van Willem Brouwer. Voor de notaris verschijnen Cornelis en... Wilhelmina Raven, ‘echtelieden’ volgens de notaris. Wilhelmina tekent ook duidelijk met ‘W. Raven’. Het enige wat ik kan bedenken is dat de notaris een fout heeft gemaakt. Wilhelmina is Cornelis’ schoonzus, die vermoedelijk deze keer is meegekomen om haar onderpand te tonen: een obligatie van 300 gulden ten name van de voogden van de momberkamer, ‘als voogden over de kinderen van Arjen Goudoever’.

Nog in 1778 leent hij 399 gulden van ‘monsr.’ Gijsbertuis Bouter. Pikant detail: bij de laatste lening staat zijn moeder Johanna van Knaapen borg! Voor de terugbetaling van beide leningen neemt hij ruim de tijd. Uit een testament van zijn tweede schoonmoeder Maria van der Heuvel blijkt dat het echtpaar Duker-Raven een som van ongeveer 400 gulden bij haar hebben uitstaan. Bij haar dood wordt dat kwijtgescholden. Hun kinderen erven van mevrouw Van der Heuvel enkele gouden sieraden met diamantjes.

In 1777 is hij samen met zijn vrouw getuige bij de doop van Catharina Elisabeth Geijsbeek te Amsterdam, de dochter van Pieter Gerardus en Maria Witsen. Pieter is het onechte kind van tante Geertruy van Knapen, geboren in agustus 1749.

Cornelis (Kees) richt op 2 december 1768 zijn notarispraktijk op en legt op de 15e zijn eed af. Zijn praktijk eindigt in 1803. Terwijl zijn broer Petrus een aardig fortuin bijeengaart, lijkt Cornelis het niet breed te hebben: ‘Mon frère n’a autre chose au monde que les appointements de sa charge, et doit à sa mort necessairement laisser sa famille & ses enfants au dépourvu’, meldt Petrus in een brief van augustus 1805. Toch moet Kees als secretaris van het gerecht en notaris zo’n 2000 gulden per jaar verdiend hebben. Tot het huwelijk van Petrus was Cornelis diens enige erfgenaam, maar gezien het geklaag van Antje, Petrus’ echtgenote, is het de vraag of de familie uiteindelijk wat gekregen heeft.

Volgens AC Raven (kleinzoon van zijn zwager Jan Wermerus) is er op een testament dat op 13 oktober 1779 door Cornelis gepasseerd is het wapen te zien: drie eenden. Dit is niet te vinden in het Notarieel Archief.

Op 8 mei 1792 koopt Cornelis Arnoldus Duker een vijfde van een huis aan de westzijde van de Lange Jufferstraat, tegenover het Apostelgasthuis (nog nakijken in de Decreetboeken). In de andere delen van het huis woont Jonkheer van Everdingen. Toch lijkt het er niet op dat hij daar gaat wonen, want vele jaren lang is zijn praktijk gevestigd aan de Oudegracht, tussen de Bakkerbrug en de Jansbrug.

Wordt op 27 juli 1795 benoemd tot secretaris van de Raad van Rechtspleging (Dagblad van het Gerecht Utrecht, 4 juli 1803, ook in een akte uit 1794) en is tevens lid van het Comité van Algemeen Welzijn. In 1799 staat hij op de groslijst van potentiële leden van het Departementaal Gerechtshof van de Rijn. Toch ontvangt hij ook in deze tijd nog jaarlijks 1500 gulden van zijn meer bemiddelde broer. Ook de promotie van zijn zoon Arnold (500 gulden) moet worden betaald door Petrus.

Op 9 september 1803 laat hij samen met zijn vrouw een testament opmaken door notaris Van Buuren. Hij legateert aan zijn zoon Arnold al zijn kleding en sieraden, waaronder een gouden snuifdoos en zijn ’gouden repetitie horologie met ’t gouden cachet en dito sleutel’. De vier zusters mogen alle kleding en sieraden van Agatha verdelen. Tekst in overlijdensakte: ‘Aangebragt den 19 van lentemaand 1810: Janskerk, de Heer Secretaris Cornelis Arnoldus Duker, op de Oudegragt. Laat na zijn vrouw, meerder- en minderjarige kinderen. Bijgezet, ƒ 38,-,-.’ Dat ‘minderjarig’ moet men ruim nemen in de 18e eeuw: de jongste is al 19! Op de Oudegracht 63, bij de Bakkerbrug, woont hij dan al een tijdje, zeker sinds 1782. Daarvoor (in 1781) woonde hij op de Breestraat. 
DUKER, Cornelis Arnoldus (I50)
 
996 Ook wel: Heyliger Andriesz van Gulick of Helger Andrieszoon (bij doop van zoon David). BROUWER, Heyligert (I3404)
 
997 Ook ‘Annitje’, net als haar moeder. In de doopakte van dochter Maria Catharina wordt zij trouwens ‘Van der Mars’ genoemd. Als zij huwelijkse voorwaarden laat opmaken in 1650, worden als ‘ooms’ gemoemd: Reynier Dammans, doctor Cornelis van den Abeeele, Nicolaes Cupus en Cornelis van der Stolck. VAN DER MAST, Anna Willems (I1782)
 
998 Ook ‘Jannetje’ (bij ondertrouw). VAN POELGEEST, Johanna Florisdr. (I1039)
 
999 Ook ‘Maurice’. Studeerde rechten in Utrecht en werd in 1856 rechter bij het kantongerecht van Amsterdam. Vanaf 1890 administrateur van het kantoor ‘The Cornelia Ida Estate Company Ltd’ dat de exploitatie verzorgde van suikerplantages te Demerary. LUDEN, Hendrik Lodewijk Maurits (I152)
 
1000 Ook ‘Moeret’ genoemd, maar zelf tekenend met ‘Moret’. Woonde bij zijn huwelijk in de Handboogstraat; bij zijn overlijden woonde hij in de Amstelstraat bij de Botermarkt. MORET, François Jacobsz (I2297)
 

      «Vorige «1 ... 16 17 18 19 20 21 22 23 24 ... 32» Volgende»