Aantekeningen
Treffers 51 t/m 100 van 1,568
# | Aantekeningen | Verbonden met |
---|---|---|
51 | AC Raven noemt 24 jan 1802 als geb. datum, maar toen waren haar ouders nog niet getrouwd | DUKER, Anna Catharina (I147)
|
52 | Acht kinderen | VAN HEEMSKERCK VAN BEEST, Clara Jacoba (I1288)
|
53 | Achterop een portretfoto staat genoteerd: 20 mei 1890 | DE RIDDER, Jeanne Jacqueline Françoise (I2575)
|
54 | Adv. in Opregte Haarlemsche Courant | KUIJPER, Dr. Laurens (I279)
|
55 | Adv. in Utrechtse Courant, get: Adriaan en Elisabeth Zwartendijk-Kuyper | CONINCK, Geertruy Witte (I2899)
|
56 | Adverteert in de Leeuwarder Courant als ‘restaurateur van oude en moderne schilderijen’ vanuit de Stefanusstraat 7 in Nijmegen. | DUKER, Petrus Gerardus (I195)
|
57 | Afkomstig uit Breyvelde, thans Grootenberge bij Zottegem. Zijn connectie met de overige takken van het bekende geslacht Van Waesberghe is niet duidelijk. Boekhandelaar en drukker te Antwerpen (vanaf 1555). lid van het Sint-Lucasgilde. Verkoper op het Onse Lieve Vrouwen Kerkhof en op de Lijnwaadmarkt (in Het schild van Vlaanderen). In januari 1569 gevangen genomen wegens het drukken van verboden psalmboeken en het bijwonen van hagepreken. In mei 1570 wordt hi vrijgelaten na request van zijn vrouw aan het Hof te Brussel. In 1583 koopt hij de drukkerij aan de Korte Kammerstraat, die toen nog Roodenborg heette. De genealogie van het geslacht Van Waesberghe is onder meer beschreven in ‘“ Het Geslacht van Waesberghe 1279 – 1983 door de eeuwen heen.” door Hans van Waesberghe uit Breda (1983). Zie ook: www.waesberg.be , een uitstekende verzamelsite. | VAN WAESBERGHE, Jan Jansz (I1836)
|
58 | Afkomstig uit Bristol, Somersetshire, Engeland. Ook: ‘Sally’. | TEMPLEMAN, Sara (I2364)
|
59 | Afkomstig uit Utrecht; woont bij zijn huwelijk bij de Wittevrouwenbrug. | VAN HARDEVELDT, Wijnand (I2894)
|
60 | Al in 1777 wordt er in de kolommen van de Leeuwarder Courant een Pieter Plantinga genoemd als koopman en curator van boedels. Uit de e-mail van nazaat Gilles Hondius: ‘Pieter richtte een winkel op aan de Wortelhaven in grof aardewerk en snuif. Hij kocht enige jaren later een huisje aan de Tuinen en vestigde daarin een zaak in tabak en kruidenierswaren. Na succes kocht hij ook het naastgelegen pand en verbouwde de twee panden tot één: thans Tuinen no.16.’ | PLANTINGA, Pieter Broers (I2673)
|
61 | Al jong een vlijtig ventje. In 1842, vijf jaar oud, krijgt Arnold al een prijs van de Schoolcommissie in Enkhuizen ’voor betoonden leerlust’ in de derde klas van meester Boon. Uit naam van de commissie reikt J. van Simmeren hem de prijs uit. Vertrekt op 2 april 1862 naar Barchem, Gelderland. Hij is daar beroepen als predikant na zijn studie theologie te Leiden, die hij summa cum laude voltooide. Interessant is dat in dit onaanzienlijke plaatsje een bloeiende Woodbrookers-gemeenschap is gevestigd. Van 1865 tot 1869 is hij predikant te Geervliet, dan van 1871 tot 1882 te Franeker. Het is interessant te zien dat hij in die tijd veel contact onderhoudt met zijn halfbroer Willem Frederik. Hoogstwaarschijnlijk is er veel contact geweest tussen de kinderen van de eerste en tweede vrouw van vader. Als hij 45 jaar is gaat hij vrijwillig op emeritaat omdat hij ‘een ander klimaat’ wil voor de gezondheid van een zijner dochters. Vermoedelijk doelt hij op Huberta, die al jong wordt opgenomen in het gesticht Meerenberg te Bloemendaal en daar ook zal overlijden. Hij wordt leraar Hebreeuws op het gymnasium te Haarlem en vanaf 1887 tevens op het Haags gymnasium. Daarnaast geeft hij godsdienstonderwijs aan de opleiding van de Nederlandse protestantenbond en de school van de Vrije Gemeente Amsterdam. Tijdens zijn emeritaat schrijft Duker zijn standaardwerk, de vierdelige biografie van Voetius, die hem in kringen van theologen en historici nog altijd faam bezorgt. Geheel in de Dukertraditie trad geen van beide dochters in het huwelijk (een van de twee werd gek). Zijn levensbericht in de DBNL is ook te vinden als Word-document op de familiesite Vanheemskerckduker.nl, onder ‘documenten’. | DUKER, Dr. Arnoldus Cornelis (I43)
|
62 | Al op 16-jarige leeftijd gaat Willem Frederik in de leer bij apotheker De Wit in Enkhuizen, met wie de familie zeer nauwe banden onderhoudt. Hij studeert daarna in Nijmegen, waar hij (vermoedelijk) inwoont bij zijn aangetrouwde oom Blaauw of een verwant van hem, die apotheker wordt genoemd. Anderhalf jaar later, op 9 juli 1867, mag hij examen afleggen als leerling-apotheker in Arnhem. Toch adresseert zijn vriend Verkade in 1869 nog een brief aan ’W.F. Duker, aspirant-hulpapotheker te Enkhuizen’. Het lukt hem om als hulpapotheker een betrekking te krijgen als invaller bij het gesticht Meerenberg te Bloemendaal. Op 23 juli 1872 wordt hij daar benoemd tot waarnemend aoptheker tegen een jaarwedde van 500 gulden, naast vrije kost en inwoning en gratis ziekenzorg. Nog geen jaar later schrijft zijn chef dr. Everts een getuigschrift, waarin hij meldt dat Duker ’zich heeft onderscheiden door eene groote mate van wetenschappelijke bekwaamheid in zijn vak en door een onberispelijk zedelijk gedrag’. Op 14 augustus 1874 verzoekt Duker hoogleraar Suringar te Leiden examen te mogen afleggen als apotheker. Op dat moment verblijft hij bij G.J. Schuijt in de Binnen Bantammerstraat te Amsterdam. Willem Frederik kwam in 1875 naar Hilversum, waar de nieuwe spoorlijn juist geopend was. Hij vestigde op 14 mei van dat jaar zijn eerste apothekerspraktijk – tevens de eerste in Hilversum – in een pand op de hoek van de Langestraat en de Ruiterweg, waar tevens een manufacturenwinkel gevestigd was. Twee dagen later meldt hij zijn moeder zijn omzet van die dag: ƒ 1, 11, de ontvangst voor één recept. Maar gelukkig werd dat snel beter. Enkele jaren later verhuisde hij naar de Kerkstraat 8, naast het kantoor van de Gooi- en Eemlander. Zijn apothekersdiploma had hij een jaar tevoren gehaald, op 4 oktober 1874. Al vanaf 1880 begon Duker tevens te praktizeren als tandarts.Dat kon hij doen nadat hij aan de Universiteit van Utrecht het theoretisch tandheelkundig examen had afgelegd in begin maart 1880. Het lijkt erop dat de apotheker het de eerste jaren niet gemakkelijk heeft gehad. Artsen die tot dan toe hun eigen apotheekje bestierden, waren niet blij met de nieuwerwetsige zelfstandige farmacie. Bovendien overviel de drukte Willem nogal, zo blijkt uit een versje ter gelegenheid van het tienjarig bestaan. Kennelijk moest een collega, de heer Muntendam, regelmatig invallen, omdat Duker aan het herstellen was van een zenuwinzinking. Ook daarna ging niet alles van een leien dakje. Zo plaatste hij in de Gooi- en Eemlander van 17 juli 1888 een dankbetuiging voor de goede zorgen na ’het ongeval hem onlangs overkomen’. Ondertekend met ’W.F. Duker, tandarts’. Ook in een brief van zijn zoon Arnold wordt vermeld dat Willem weer eens ligt te kwakkelen. Desondanks is de kleine apotheker (1 meter 66, volgens een laissez-passer uti 1881) behoorlijk actief. WF is voor zover te achterhalen degene geweest die de umlaut op Duker herintroduceerde, wellicht na genealogisch onderzoek. De uitnodiging voor het examen als leerling-apotheker in 1867 schrijft hem al aan als ’Düker’ en ook zijn diploma als hulpapotheker van 6 april 1870 toont zijn naam met de umlaut, evenals zijn eigen signatuur. Daar staat tegenover dat de officiële aankondiging van zijn naamsverandering, gepubliceerd in de Staatscourant van 30 april 1889, de umlaut niet vermeldt. Direct na het overlijden van de befaamde dokter J.F. van Hengel in 1892 kocht hij van diens erven het grote doktershuis aan de Kerkbrink (nu nummer 18), op de hoek van de Vaartweg, voor tienduizend gulden. De dokter had het in 1840 aangeschaft voor 5280 gulden en er dus zijn hele loopbaan gewoond. Het huis liet Van Heemskerck Düker neerhalen en op die plaats liet hij een kolossaal nieuw pand bouwen door architect G.B. Salm. Alleen het koetshuis liet hij staan. Het pand kreeg een kelder voor de gevaarlijjke stoffen, een winkel en een kleine, modern ingerichte praktijkruimte voor zijn tandartsenij, compleet met een fraaie stoel die in de grond kon verzinken. Niet veel later werd het pand nog eens grondig verbouwd. Naast deze twee beroepen beoefende Willem Frederik ook de fotografie (een doka was in het pand aanwezig). Bovendien nam hij in 1885 het initiatief tot de oprichting van de vrijwillige brandweer in Hilversum, waarvan hij commandant werd. Aanleiding was een grote brand die op 4 april 1884 de Hilversumse Stoomspinnerij en -weverij aan de Gooise Vaart in de as legde. Hij kreeg van het gemeentebestuur geld om zijn moderniseringsplannen door te voeren. Vlak na het tienjarig bestaan hief hij zelf de vrijwillige brandweer op omdat in zijn ogen de verplichte gemeentebrandweer, die in 1893 van start was gegaan, zijn ideeën hadden overgenomen en bovendien de waterleiding was uitgebreid. Zijn aandacht voor het welzijn van de Hilversumse bevolking leidde er ook toe dat op zijn initiatief in 1878 de Hilversumse Melkinrichting van start kon gaan in de Kerkstraat bij de Groest. Daar verkocht men melk in gesloten, koperen bussen, wat in hygiënisch opzicht een enorme verbetering was. In 1886 verhuisde dit bedrijf wegens succes naar de hoek Herenstraat-Groest. Vanaf 1892 is Willem Frederik voorzitter van de ‘Vereeniging ter bevordering van de belangen der Hilversumsche burgers’. Daarnaast was hij medeoprichter van de afdeling Noord-Holland van de Maatschappij ter bevordering der pharmacie en penningmeester van de Hilversumse afdeling van het Witte Kruis. Wijzigde zijn familienaam in Van Heemskerck Düker bij Koninklijk Besluit d.d. 7 mei 1890. Hij overleed ’na veel lijden’ op 54-jarige leeftijd. Op de Algemene begraafplaats van Hilversum werd de apotheker ter aarde besteld. C. de Ridder (dat moet zijn zwager Kees, Cornelis Otto Gerard zijn) sprak als eerste. Daarna volgden de heren Teljer en Niemeyer respectievelijk van de Pharmacievereniging en het Witte Kruis, en ten slotte zoon Arnold. De laatste nam de apotheek over en voerde het beleid in de geest van zijn vader, met veel aandacht voor de gezondheid van de Hilversumse burgers. Opvallend: in juni 1902 adverteert zijn vrouw helemaal in de Leeuwarder Courant om een keukenmeid en een tweede meid te zoeken (tegen ƒ 100,- elk). Was het aanbod zo schaars? In 1915 heeft Apotheek Van Heemskerck Düker tel.nr. 42; de Azalea apotheek aan de Neuweg 76, in bezit van Van Heemskerck Duker & Co, heeft nummer 1014. | VAN HEEMSKERCK DÜKER, Willem Frederik (I25)
|
63 | Al op 24 februari 1735 laat een Eduart van Herwijne een doodgeboren kind begraven in de Oude Kerk van Delft. Hij woont in de Kethelstraat ’aan de Groene Molen’. | VAN HERWIJNE, Eduart (I1885)
|
64 | Alg. begraafplaats | DUKER, Helena Catharina (I190)
|
65 | Alle gegevens over de kinderen van website Bouten; nog niet geverifieerd! | Gezin F61
|
66 | Als Christina Jacoba belijdenis doet te Sambeek (op 1 maart 1774) wordt zij Jacoba Christina genoemd. Verklaart dit de verwarring bij het huwelijk van haar kleindochter Huberta Johanna? Over officiersdochter Christina heeft een anonime briefschrijfster sappige details te vertellen: ‘Haar Ed schijnt geene al te gesoigneerde educatie te hebben genooten, dog een zeer knappe huishoudster, want geheele bestier (hebbende een klein buitegoed) komt op haar aan daar den ouden Heer zig nergens mee bemoeit. Dog zij is zeer onge[ge]neerd in haare manieren en alle dogters (de Tantes van Chrisje) hebben daar min of meer iets van. ook zijn er met eenige deezer dogters well eens dingen gepasseerd die hunne reputatie geen eer aandeeden dog dit is nu vergeeten daar zij alle getrouwd zijn, op een na die altoos heel stil is geweest en op wien niets aan te merken valt. Eene dezer dogters is getrouwd met van Walsem (vader en moeder van Chrisje) de tweede met een Zwitsers kapitein Schindler genaamd en thans weder in activiteit, de derde met een ontvanger Huis (?) genaamd, hij is Roomsch en zijne ouders woonen in ’s Bosch en doen een winkel en welgestelde lieden en de jongste met van Leeuwen een geweeze kuipersknegt dog tans baas te Zambeek en waar niet veel aan is. De zoon van kapitein Schirmer (ome van Chrisje) is Notaris buiten Maastricht. Hij is getrouwd met zijn nigje een officiersdogter, dus gaat het alle kinderen ieder in hun vak goed en de meeste van de wederzijdsche familien behoort tot de fatsoenlijke klasse.’ | WALRAVEN, Christina Jacoba (I1696)
|
67 | Als haar dochter Uilkje (ook wel Oekje) op 31 juli 1806 in haar ouderlijk huis overlijdt, woont het gezin op ’de hoek van de Weert’. In mei 1813 verplaatste de weduwe Plantinga haar nering naar de Kettingbrug, hoek Heeren Walsje, G 6. Ze verkoopt er ‘lakens, bevers, calmuks, casimieren, manchesters, trypen, linnens, enz’. Woont bij haar overlijden in ’het huis F 370’. | WYNALDA, Mayke Tjallings (I2186)
|
68 | Als Jan Hendrik 16 jaar is vertrekt hij naar de stad Groningen. Twee jaar later, in 1868, gaat hij volgens het bevolkingsregister naar Altona (bij Hamburg). Zijn beroep is handelsbediende. In die tijd wordt hij vrijgesteld van de dinestplicht op grond van broederdienst. Wat doet hij in die jaren in Altona? Eerste vermelding in de adresboeken van Rotterdam is al in 1873 - hij is dan 23. Hij wordt vermeld als ‘kantoorbediende en woont aan Steiger 42. Twee jaar later is hij al ‘agent’ en heeft hij naast zijn huisadres een kantoor aan de Oostmolenstraat 7. In 1878 is hij verhuisd naar de Jonker Fransstraat 72; zijn nieuwe kantoor ligt aan de Wijnstraat 47. Hij deelt zijn kantoor onder meer met graanhandelaar D. Zaalberg en de expediteurs Berten & Bianchi. Later verhuist hij privé een paar huizen verderop, naar nummer 84.In 1887 is hij wederom verhuisd, nu naar de Boezemsingel 120. Twee jaar later blijkt hij opgeklommen tot ‘koopman en commissionair’, wonend aan de Van Oldenbarneveltstraat 84 boven. Dat is ook het adres dat in de huwelijksbijlagen wordt opgegeven (1888). In 1900 verhuist hij alweer, nu naar de Nieuwe Binnenweg 280 (het kantoor blijft al die tijd op hetzelfde adres). Twaalf jaar later schuift hij een aantal huizen op, naar nummer 134: tussen artsen, advocaten en kooplieden. In de telefoonlijst 1915staat ‘J.H. Plantenga’ omschreven als ‘Agent v. buitenlandse huizen’. Hij heeft telefoonnummer 975. Zijn adres is Wijnstraat 47a. Begin 1900 wordt hij omschreven als ‘koopman te Rotterdam’. Hij is tevens secretaris van de Nederlandsche Vereeniging voor den handel in gedroogde Zuidvruchten, afdeling Rotterdam. Jan Hendrik trouwde maar liefst driemaal; zijn tweede vrouw, Johanna, was de zuster van de eerste. Bij zijn derde huwelijk in 1911 is Jan Hendrik 60 jaar oud.; zijn echtgenote is 57. Hij staat vermeld op www.humanitarisme.nl, een vage verzameling vegetariërs en Steiner-adepten; de reden is mij niet duidelijk. | PLANTENGA, Jan Hendrik (I261)
|
69 | Als jong volwassene drukker te Antwerpen (in De Waekenden Haen aan de Korte Kammerstraat, bij zijn vader Jan). Later (na de Val van Antwerpen in 1585) drukker te Rotterdam, eerst in ‘De Faam’ op de Markt, daarna aan Westnieuwlant in De Leeuw. Van 1587 tot zijn dood stadsdrukker en uitgever van ruim 120 werken, vooral schoolboeken. Met Jan van Waesberghe begint een indrukwekkende drukkersdynastie in Rotterdam. Het hele gezin verkeerde in drukkerskringen. Schoonzus Barbara van Bracht trouwde met de drukker Philips de Grave. Zijn ene dochter Elisabeth huwde de boekverkoper/drukker Felix van Sambix, de andere dochter Catharina trouwde met boekdrukker Abraham Elsevier. | VAN WAESBERGHE, Jan de Oude (I1813)
|
70 | Als jongeman neemt Hendrik dienst bij de marine; in 1863 krijgt hij vrijstelling van dienst omdat hij al in dienst is. Hij verblijft dan op zee. Bij zijn huwelijk is hij werkman en woont hij aan de Middenweg 7. Direct na het huwelijk betrekt het stel een woning aan de Quellijnstraat 153, waar ze enkele maanden blijven. Later woont het echtpaar aan de Laurierstraat 79 in Amsterdam en tussen 1881 en 1883 op nummer 62 in dezelfde straat. Hij staat in het bevolkingsregister vermeld als agent van politie. Vanaf december ’85 enkele maanden op de Eerste Weteringdwarsstraat 39. Van oktober 1879 tot oktober 1881 woont het paar aan de Gerard Doustraat 31 met zoon, dochter en ene Wilhelmiina Frederika Sijstsema, geboren op 20 juni 1874. De laatste maand van zijn leven brengt hij door in het Binnengasthuis van Amsterdam, waar hij overlijdt aan tbc. Zijn laatste adres in Amsterdam is de Weteringdwarsstraat 13 hs. | RÖRIK, Hendrikus Johannes (I74)
|
71 | Als kind wordt Agneta ’Niesje’ genoemd. Volgens de kleinzoon van haar tante Anna Catharina Duker bezat deze dame een borstbeeldje van Petrus Gerardus Duker. | KUIJPER, Agneta Wijna (I320)
|
72 | Amstelkerk | van HARENCARSPEL, Susanna Cornelia (I3335)
|
73 | Anna bevalt op 31 augustus 1892 te Leiden van een dochter, Anna Maria Catharina genaamd. Het meisje en haar moeder wonen tussen 1895 en juni 1910 bij haar grootvader Aart Noordermeer. Gedurende deze periode krijgt Anna Maria nog tweemaal een zoon, te weten: Arnoldus Johannes (geboren 28 februari 1896 Amsterdam, overleden 22 oktober 1898 Amsterdam, Iepenweg 39) en wederom Arnoldus Johannes (geboren 6 november 1898 Amsterdam). Anna Maria vertrekt samen met haar twee kinderen uit het huis van haar vader op 15 juli 1910. | NOORDERMEER, Anna Maria (I1764)
|
74 | Anna had voor haar huwelijk al een zoon Hendrik, die de achternaam van Aart Noordermeer meekreeg. Hendrik werd in Amsterdam gedoopt op 8 november 1860. Hij werd beurtschipper en overleed op 19 maart 1900 in Rotterdam. | STROINCK, Anna Maria Catharina (I325)
|
75 | Anna maakt deel uit van een dynastie van kaartenmakers en bestuurders (haar grootvader was burgemeester van Hulst) die grote betekenis hebben gehad voor Hulst en omgeving. | HATTINGA, Anna Wilhelmina (I3359)
|
76 | Anonieme stamboom op FamilySearch | JANSON, Christiaan (I3045)
|
77 | Apotheker; raad (1523), schepen, thesaurier en burgemeester van Gouda (1540). Afgevaardigde voor Gouda in de Staten van Holland (1521-1547). Zie Nederlands Adelboek 1911, p. 178 en Nederlands Patriciaat 1962, p. 190. Hij overleed ten gevolge van een medicament dat zijn winkelknecht per abuis verkeerd bereid had. | PAUW, Reinier Hendriksz (I1844)
|
78 | Arnolda Johanna was een (veel jongere) nicht van Huberta Johanna van Walsem, de eerste vrouw van Petrus Gerardus Duker. Haar moeder was een zuster van Huberta. Met haar moeder heeft zij gemeen dat haar naam verandert gedurende haar leven: vrijwel iedereen noemt haar hardnekkig Arnoldina, maar ze staat bij geboorte en huwelijk geregistreerd als Arnolda. Als ze overlijdt, is dat opeens Arnoldina geworden; ook haar grafsteen in Enkhuizen (geruimd in 1950) vermeldde die naam. Vanaf 10 oktober 1885 staat zij samen met haar dochter Arnoldina Josina ingeschreven in Rotterdam. Zij wonen aan Nieuwhaven 47 en aan de Schietbaan 26. Op 18 december 1888 schaft zij bij een zekere heer Van Doorn te Den Haag het familieservies van Van Heemskerck aan voor 782 gulden. Haar zoon Willem Frederik betaalt er 200 gulden aan mee. Dochter Josina vertrekt in 1890, als zij trouwt met Piet de Vos. Moeder volgt haar naar Enkhuizen in 1909, vlak voor haar dood. Bij haar overlijden verblijft zij in Enkhuizen, aan het Sijbrandsplein Wijk 1 nr 507. In mei 1896 verkoopt zij met de assistentie van haar stiefzoon Petrus Gerardus, notaris in Zuid-Scharwoude, een weiland met een arbeiderswoninkje erop in Nieuwe Niedorp, aan de Straatweg, voor in totaal ƒ 3925. Hoe komt ze daaraan? Opvallend: net als haar echtgenoot heeft zij haar vader nauwelijjks gekend. Doesburg was een garnizoensstadje, wat haar afwijkende geboorteplaats verklaart. Zij overleefde haar zoon Willem Frederik, die in juni 1904 al overleed. Op dat moment verblijft zij in Rotterdam. Als haar echtgenoot overlijdt in juli 1869, kan zij ‘wegens buitenlandsche betrekkingen’ de overlijdensadvertentie niet tijdig plaatsen | VAN HEEMSKERCK, Arnolda Johanna (I34)
|
79 | As verstrooid in Zandvoort | de BOER, Julia Petronella (I3389)
|
80 | Attestatie op 3 mei, ondertrouw Utrecht 16 april | Gezin F152
|
81 | attestatie van de kerkenraad | Gezin F2478
|
82 | Balistraat 124 hs | NOORDERMEER, Magdalena Maria (I17)
|
83 | Barbarakerk (bijgezet, 25 gulden) | VERHAGEN, Ida Wilhelmina (I2822)
|
84 | Befaamd auteur van kluchten, blijspelen en tragikomedies, waaronder De Spaanschen Brabander (1618) en De klucht van de koe (1612). Over hem onder meer: René van Stipriaan, De hartenjager. Leven, werk en roem van Gerbrandt Adriaensz. Bredero (2018). Zijn motto ’t Kan verkeeren wordt nog altijd gebruikt. | BREDERO, Gerbrand Adriaensz (I713)
|
85 | Befaamd kunstschilderes. Woonde tijdens haar leerjaren als schilderes onder meer in Hilversum, waar zij les kreeg van F. Hart Nibbrig. Raakte later in de ban van het Duits expressionisme, in het bijzonder de Rudolf-Steinervarianten. In Nederland contacten met onder meer Toorop. Zie verder de tekst uit het Biografisch Woordenboek in de voetnoot. | VAN HEEMSKERCK VAN BEEST, Jonkvrouwe Jacoba Berendina (I1667)
|
86 | begin van het jaar (jan-mrt) | KÖNIG, George (I338)
|
87 | Begon al snel na de dood van haar eerste man een relatie met Stephan ten Kortenaar, bij wie zij kinderen kreeg. Haar gezin verhuisde mee naar de Lange Leidsedwarsstraat 158-1 hoog. Ook na diens dood hield zij er nog enkele relaties op na! Verhuisde met haar tweede man op 18 oktober 1923 naar de Gasthuisstraat 29 in Hilversum omdat dat volgens haar gezonder voor de kinderen was (Jo leed ook aan TBC). | VAN ZAANEN, Grietje (I73)
|
88 | Begraven bij haar moeder, algemene begraafplaats. Het graf is geruimd omstreeeks 1950. | DUKER, Cornelia Agatha (I39)
|
89 | Begraven in de Jacobikerk; ’Laat na vader en stiefmoeder’. | RAVEN, Paulus Johannes Cabel (I217)
|
90 | Begraven in de Zuiderkerk | KOLTHOFF, Pieternella (I3017)
|
91 | Begraven met 8 dragers, kosten fl. 2,- | VAN KNAPEN, Johanna (I59)
|
92 | Begraven met 8 dragers, kosten fl. 2,- | DÜCKER, Arnoldus (I58)
|
93 | Begraven tussen 3 en 10 februari in de kerk ‘dite du Hoogland’ | ZWARTENDIJK, Ds. Abraham (I513)
|
94 | Begraven van de armen, fl. 1,-! | DUKER, Regina Barbara (I62)
|
95 | Begraven ‘met ene fraaye zerk’ te Koningsbergen | VAN HEEMSKERCK, Jacob (I1003)
|
96 | Bekend geworden als ‘Mienette’; rusteloos voorvechtster van de vrouwenemancipatie en wereldreizigster. Bouwde haar toch al niet geringe fortuin vooral na het ontijdig overlijden van haar echtgenoot uit ten behoeve van behoeftige weduwen, alleenstaande vrouwen en kunstenaars. Uit het levensbericht van Fia Dieteren: Volgens haar broer Jacob werd zij in haar jonge jaren nogal verwend en financieel was dat ook mogelijk. Haar ouders behoorden tot de Delftse elite: vader stamde uit een geziene koopmansfamilie en handelde in thee, boter en kaas, moeder was een generaalsdochter. Mienettes geboortehuis ’De Werelt’ lag in het centrum van de stad. Vooraanstaande personen uit het culturele en politieke leven behoorden tot de kennissenkring van haar ouders en daarmee ook tot die van Mienette. Zelfs had zij goede contacten met leden van het Koninklijk Huis. [...] In 1833 reisde ze naar Zuid-Afrika, waar haar broer Jan Theodoor woonde. Daar bereikte haar het bericht van haar vaders overlijden. Ze keerde terug naar huis en de daaropvolgende jaren woonde zij bij haar moeder. Korte tijd was zij verloofd met een grenadier, jonkheer van Kinschot, maar ze verbrak deze verbintenis omdat – zo schreef haar broer in zijn dagboek – haar verloofde aan zijn atheïstische levensbeschouwing vasthield. [...] Storm-van der Chijs was een welvarende weduwe en na het overlijden van haar moeder in 1846 ongebonden. Dat stelde haar in staat een oude liefde weer op te pakken, het reizen. Nog datzelfde jaar bezocht ze – vergezeld door haar neef Jacob – een aantal Europese landen en in 1847 ging ze weer naar Zuid-Afrika. Daar stichtte zij een kolonie voor twintig Nederlandse weeskinderen die daar een nieuw bestaan konden opbouwen. Storm financierde de overtocht, huisvesting en voeding van de jonge kolonisten en zorgde voor een startkapitaal als zij besloten zich in Zuid-Afrika te vestigen. Een soortgelijk project in Tennessee ging in het geweld van de Amerikaanse Burgeroorlog ten onder. Om poolshoogte te nemen reisde zij in 1857 samen met haar kamenier, Maria van den Bosch, naar Amerika. Deze reis leidde in ruim zes jaar tijd via Canada en de Verenigde Staten naar Mexico en eindigde in 1863 op Cuba. Onderweg maakte zij persoonlijk kennis met Lucretia Mott en andere vooraanstaande leden van de Amerikaanse vrouwenbeweging, bezocht zij in New York het Cooper Institute dat beroepsopleidingen bood aan duizenden jonge mannen en vrouwen en oriënteerde zij zich op het gebied van landbouwproducten. [...] Terug in Nederland zette Storm-van der Chijs zich in voor de oprichting van een Industrieschool voor Meisjes. Ook ijverde zij voor de toelating van meisjes tot het examen voor leerling-apotheker, hetgeen in 1867 met succes werd bekroond. Zij probeerde ook arbeidsvelden en opleidingen voor vrouwen in de landbouw uit te breiden, vooral op het gebied van zuivelbereiding en de bloembollen- en groenteteelt. Jarenlang bepleitte zij deze zaken in talrijke lezingen. [...] Zij werd erelid van de Maatschappij voor Bevordering van Tuinbouw in Zeeland (1864), van de Rotterdamse Maatschappij voor Kunsten en Wetenschappen (1868), en van het Nederlands Onderwijzers Genootschap (1873). Haar contacten met de opkomende vrouwenbeweging waren niet altijd vriendschappelijk. Zij verschilde principieel van mening met Elise van Calcar (1822-1904), die pleitte voor meisjesonderwijs gericht op meer traditionele vrouwentaken. De openbare discussie tussen deze twee “kemphennen voor de emancipatie der vrouw”, zoals de Delftsche Courant hen in 1864 typeerd, was een van de eerste wapenfeiten van de negentiende-eeuwse vrouwenbeweging in Nederland. Beheer van geld is voor de weduwe Storm steeds een belangrijke zaak geweest. Na het overlijden van haar moeder beschikte zij als 31-jarige weduwe over een ruime erfenis. Ze verhuisde van het ouderlijk huis naar een kleinere woning in Delft: daar woonde ze eerst aan de Voorstraat en vanaf 1856 op een bovenwoning aan de Verwersdijk. Zij bezat in die jaren enkele huizen en een aanzienlijke hoeveelheid aandelen en obligaties. Adviezen van haar broer Jacob over het beheer van haar vermogen lijkt zij niet gevolgd te hebben. Het verhaal gaat dat ze zelf de beurs bezocht om de aandelenkoersen te volgen en uit het notarieel archief van Delft blijkt dat ze, vooral in de jaren 1870, met enige regelmaat delen van haar onroerend goed verkocht. Zo maakte zij geld vrij voor een laatste project, de bouw van een villa in Scheveningen die leef- en werkruimte moest bieden aan kunstenaars. Het project strandde in 1884 door een samenloop van tegenslagen: er werd ingebroken in de villa terwijl deze niet verzekerd was, en Maria van den Bosch die bijna veertig jaar lang haar metgezel was geweest, overleed. Deze gebeurtenissen werden Storm-van der Chijs te veel; zij kon niet meer voor zichzelf zorgen en raakte in dusdanige staat van verwaarlozing dat haar familie in 1885 besloot haar te laten opnemen. Dat ging gepaard met enige consternatie, omdat de sleutel waarmee zij zich verzette, werd aangezien voor een revolver. Blootsvoets werd zij meegenomen naar het Sint Jorisgasthuis in Delft, waar de geneesheer de diagnose vervolgingswaanzin stelde. Uit het opnamerapport kan worden afgeleid dat de familie ook andere redenen had haar te laten opnemen: gezien de aankoop van massa’s schilderijen en de bouw van een villa met belvedère waarin zij jonge schilders zou huisvesten, achtte de familie het waarschijnlijk niet langer verantwoord haar het beheer over haar eigen middelen te laten. Bij haar opname werd een overzicht van haar bezittingen gemaakt, waaruit blijkt dat zij op dat moment in het bezit was van een fondsenpakket, met daarin nogal wat risicovolle beleggingen, met een totale waarde van 232.680 gulden. Het Arrondissement van Den Haag stelde haar broer Jacob aan als bewindvoerder over haar goederen; na diens dood in 1888 ging deze taak over op zijn zoon Jacob. Het patiëntendossier laat over de jaren na haar opname geen noemenswaardige verandering in haar ziektebeeld zien. In het najaar van 1894 werd Storm-van der Chijs getroffen door een hersenbloeding. Daarna namen haar krachten af en op 1 januari 1895 overleed zij. | VAN DER CHIJS, Anna Maria Margaretha (I1925)
|
97 | Benoemt in zijn testament zijn zwager Jan van Leeuwen en diens zoon Gijsbert als gemachtigde om zijn percelen te verkopen. De erfgenamen zijn Jacobs drie dochters. | IN ‘T VELD, Jacob (I3296)
|
98 | Bev. reg. A’dam | BEIJLSMIT, Anna Maria Madelena (I646)
|
99 | Bev. reg. A’dam | BEIJLSMIT, Johanna Maria Frederica Catharina (I647)
|
100 | Bev. reg. A’dam | BEIJLSMIT, Petrus Christiaan (I657)
|