Aantekeningen


Treffers 1,451 t/m 1,500 van 1,568

      «Vorige «1 ... 26 27 28 29 30 31 32 Volgende»

 #   Aantekeningen   Verbonden met 
1451 Zuster van de president-schepen van Hoorn KLINKHAMER, Jakoba Johanna (I519)
 
1452 Zuster van Janneke Robbenhair. ROBBENHAAR, Maria Willems (I2450)
 
1453 Zuster van Petronella, de eerste vrouw van Jan Hendrik. ZWARTENDIJK, Johanna (I502)
 
1454 ‘aan huis gedoopt’. Get: grootvader Jacobus en Maria van der Chijs (zus van Pieter) VAN DER CHIJS, Jacobus (I1883)
 
1455 ‘aan huis gedoopt’; get: J. Denane en Maria van der Chijs VAN DER CHIJS, Pieter Nicolaas (I343)
 
1456 ‘Achter t Bagynhof, opt Bolwerck’ VAN HARDEVELDT, Johannes (I2858)
 
1457 ‘afkomstig uit een oud adellijk Schots geslacht’ GILLATTY, John (I1167)
 
1458 ‘Agatha’ Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Directrice van de ‘Industrieschool voor meisjes’ aan de Schietbaanstraat te Rotterdam. Op 5 oktober 1905 plaatst zij in die hoedanigheid een advertentie om allen te bedanken ‘die mij hun belangstelling toonden’. Dat zal de viering van het twintigjarig bestaan zijn geweest want volgens het Algemeen Handelsblad opende de school met 40 leerlingen op 5 oktober 1885. Het nieuws van den dag van 11 februari 1885 vermeldt al haar benoeming.

Volgens de Nieuwe Amersfoortsche Courant van 1921 heeft zij zich bijna een kwarteeuw lang beijverd voor het opvoeden van meisjes aan de Rotterdamse school. En volgens een In Memoriam in de NRC heeft zij ‘12 jaar geleden’ dus in 1909 de school verlaten. Zij verhuisde later, op 24 december 1909, samen met haar moeder terug naar Enkhuizen.

Opvallend is dat bij de begrafenis van Agatha haar zwager Pieter de Vos – getrouwd met Arnoldina – de toespraak verzorgt. 
DUKER, Cornelia Agatha (I39)
 
1459 ‘Antje’. Woont om onbekende redenen in 1802 in IJsselstein. In 1813 (volkstelling) woont zij weer in Utrecht, aan de Oudegracht in (vermoedelijk) hetzelfde pand als haar zuster Petronella. DUKER, Johanna Wilhelmina (I55)
 
1460 ‘Arie’ DE KRUIJF, Adrianus (I2254)
 
1461 ‘Atie’. In 1999 schonk zij het enorme archief van haar echtgenoot aan het Nederlands Fotomuseum. BAKKER, Agatha Emerentia (I184)
 
1462 ‘Begijn te Haarlem’ VAN BEEST VAN HEEMSKERCK, Aeltje (I891)
 
1463 ‘Beppie’ VAN HEEMSKERCK DÜKER, Bertie Keoloha (I162)
 
1464 ‘Bep’. Verblijft te Hattem wanneer zij haar LO-akte Frans haalt in augustus 1906. Zij is daar privé-onderwijzeres bij een welgestelde familie. Precies twee jaar eerder had zij al haar diploma Duits LO gehaald in Den Haag. Volgens haar neef Fried heeft zij de meeste intellectuele bagage van de zusters. Als zij in 1914 haar broer Winne gaat bezoeken op Hawaii, is zij 5 feet 7 inches lang (1,74 meter) en heeft ze bruingrijs haar. Ook in de 20’er jaren moet zij er nog geweest zijn, want haar neef Fried herinnert zich haar nog vaag. In elk geval staat zij bij het overlijden van haar moeder in februari 1919 in de rouwadvertentie vermeld als verblijvend in Hilo, Hawaii.

Volgens Fried heeft zij haar broer Wim (’Winne’) voorgesteld aan diens latere vrouw ’Nonne’, haar naamgenote Huberta Schuyten. Vlak na WO II bezoekt Bep samen met haar zuster Tine (’Zus’) haar Amerikaanse neven en nichten nogmaals. De vrijsters zijn dan ’thin as rails’ ten gevolge van de hongerwinter en het voedselrantsoen dat daarop volgde. 
VAN HEEMSKERCK DÜKER, Huberta Johanna (I29)
 
1465 ‘Berber’. Zie over haar ook de beschrijving bij echtgenoot Jan Hendrik Berghuis Krak.

Bij haar geboorte wonen Berbers ouders in wijk C, nr. 11. Volgens de inventaris die ten behoeve van de boedelscheiding is opgemaakt is dat het pakhuis met woning en annexen aan Over de Kelders (Voorstreek), kadastraal bekend als sectie B nr. 1421. Het pand, waar ten tijde van moeders overlijden haar zoon Jan Krak woont, is 10 duizend gulden waard. Er hoort ook een pakhuis (ƒ 900) bij in de Cypriaansteeg, C 9. Verder laat het echtpaar zitplaatsen na in maar liefst drie kerken (Groote kerk, Westerkerk, Galileeërkerk), in waarde variërend van 100 tot 50 gulden, en twee graven op de Nieuwe Begraafplaats. 
KUTSCH, Berbera Sophia (I461)
 
1466 ‘Bertha’ Overlijdt heel jong, ongetrouwd. DUKER, Huberta Johanna (I38)
 
1467 ‘Betsy’. In de familie lang beschouwd als een onecht kind, maar dat is helemaal niet zeker. Waarom Jan en Jeanne zo lang gewacht hebben met hun huwelijk is mij evenmin duidelijk. VAN HEEMSKERCK DÜKER, Elisabeth (I729)
 
1468 ‘Bierbrouwer in De Klock te Delft’ heeft een latere hand toegevoegd in Huydecoper. VAN BEEST VAN HEEMSKERCK, Cornelis (I404)
 
1469 ‘bij Bagynhof opt Bolwerck’ VAN HARDEVELDT, Maria (I2897)
 
1470 ‘Cato’. Uit een familie van Noord-Nederlandse ondernemers die in Rusland handel dreven. Door kleinzoon Fried van Heemskerck Duker, bij wie zij heel lang inwoonde, ‘Matie’ genoemd. Na haar geboorte in Rusland, waar haar ouders zaken deden in textiel, op jonge leeftijd geremigreerd naar Nederland.

Later met haar man meegegaan naar Java, waar de kinderen geboren werden. In 1893 teruggegaan en gevestigd in Haarlem. Zeer pro-Duits, wat de nodige onaangenaamheden gaf tijdens WO I.

Arriveerde in de Verenigde Staten op 20 mei 1912, samen met haar (ongetrouwde) dochter Dinah. 
KUNST, Catharina Johanna (I188)
 
1471 ‘Cor’ of ’Corrie’ in brieven van haar verloofde Arnold. Muziekpedagoge. Afkomstig uit een notarisgezin: zowel vader als moeder (geboren in Utrecht) was notaris. PLIESTER, Cornelia (I179)
 
1472 ‘De Dames Düker laten bekend maken het overlijden van hunnen geliefden Broeder, den Heer Arnold Cornelis Düker, Ambtenaar bij de Maatschappij tot Exploitatie van Staatspoorwegen, in de ouderdom van 50 jaren.’ DUKER, Arnoldus Cornelis (I319)
 
1473 ‘dochter van Harmen van Ruyven’ volgens Fried van HD. VAN RUYVEN, Margaretha (I1147)
 
1474 ‘Door’ SPANJER, Theodora (I491)
 
1475 ‘een zeer geleerd man’ volgens Huydecoper. VAN BEEST VAN HEEMSKERCK, Reinier Reiniersz (I1135)
 
1476 ‘filia posthuma’: haar vader was reeds overleden VAN BEEST VAN HEEMSKERCK, Johanna (I403)
 
1477 ‘Frans’ TEN KORTENAAR, Franciscus (I2316)
 
1478 ‘geb. van Wesel’, ingeschreven als ingezetene van Utrecht op 16 januari 1742. Woont bij zijn dood in de Lange Lijsbethstraat en laat vrouw en twee mondige kinderen na .

Bij zijn inschrijving is hij winkelier (’winckel doende’) aan de Oudegracht bij de Hamburgerstraat. Hij woont al (veel) eerder in de stad: begin 1739 huwt hij Johanna van Knapen, die uit een Utrechtse familie komt. Hij woont dan in de Lijsbethstraat. Bovendien heeft de vroedschap hem al voor 14 januari 1742 het baantje van deurwaarder bezorgd voor het stadsambachtskinderhuis (na het overlijden van zijn voorganger Jan Versteeg) Hij kan niet borg staan voor de ontvangsten, dus verhuurt hij zijn baantje aan Jan Bor, deurwaarder van de aalmoezenierskamer, voor ƒ 63,- per jaar. Maar al in juni van dat jaar vindt Dücker de meesterchirurgijn IJsbrand Vosch van Avezaath bereid om voor hem borg te staan tegen ƒ 40,- per jaar, zodat hij het baantje zelf kan uitoefenen. Op 4 maart 1743 verbindt Vosch van Avezaath aan zijn borgstelling zelfs een obligatie van ƒ 1500,- die hij aan zijn eerste huwelijk met Petronella van Sitters had overgehouden. Dat kon hij doen nadat zijn tweede vrouw Anna Pot kort daarvoor (5 februari 1743) was overleden. Is Dücker zo van die jaarlijkse schuld af?

Bij de doop van zijn eerste zoon Cornelis (2 oktober 1743) woont het gezin ‘bij de Weesbrug’. Dat is dus nog steeds aan de Oudegracht, maar iets verder verwijderd van de Hamburgerstraat. In 1746 (doop van Petrus Gerardus) blijkt men verhuisd naar de Elisabethstraat. Interessant is dat er in Utrecht nog een Duker lijkt rond te lopen: ene Wijnanda Cornelia Duker laat op 31 oktober 1764 haar kind Margaretha Elizabeth dopen. Haar roomse echtgenoot Christiaan de Jager is op dat moment afwezig. Het stel woont dan in de Voorstraat.

in de liberale gifte van 1747/48 als beroep gegeven: ‘drilmeester’. Misschien van een patriottenregiment?

Koopt op 30 september 1755 op een openbare veiling een woning aan de oostzijde van de Lange Lijsbethstraat, hoek Hamsteeg (ook: Molensteeg of Slooyersteeg), voor 770 gulden. De inwoners hebben een huurachterstand van drie jaar. Van 12 november 1755) stamt een plechtbrief aan Jan Hendrik van Eijdt, groot ƒ 700,-. Als ik het goed begrijp heeft hij bij hem dus het kapitaal geleend.

Op 19 oktober 1761 koopt Arnoldus voor 925 gulden een ander perceel aan de Elisabethstraat, met een uitgang aan het Vreeburg. Ook dit kan als onderpand hebben gediend, want in 1763 leent hij ƒ 600,20,- van ene Arnoldus de Rooij.Eigenaar van het pand was Abraham de Bie, die er op 26 februari 1744 nog 2395 gulden voor had betaald, wat verrekend werd via zijn erfenis. Op 3 november 1768 betaalt ene Paulus van Alphen er ƒ 600,- voor tegen 4 procent ‘s jaars. En na de dood van Arnoldus heeft Engelina Geerlings er ƒ 1100,- voor over. Uiteindelijk verkopen zijn twee zoons het huis op 23 mei 1804 aan Gerrit Wennekes. De koopakte van 2 maart 1804 meldt dat zij er 1900 gulden voor vingen; alle kosten voor de koper.

Op 18 december 1769 doet Arnold zijn Hamsteegjespand overaan Johan George Klöpper, die daarmee de plechtbrief van ƒ 700,- aan Van Eijdt overneemt. Klöpper verhuurt het pandje op zijn beurt weer voor ƒ 155,- per jaar. 
DÜCKER, Arnoldus (I58)
 
1479 ‘Geboren op de Rijp te Bloemendaal’, meldt een dooplijst. BERT, Christoffel Levinus Lodewijk (I1974)
 
1480 ‘Gegoed in Goch’ meldt De Roo cryptisch. ROOSTERMAN, Tieleman (I1817)
 
1481 ‘Gerard’ TEN KORTENAAR, Gerardus (I2317)
 
1482 ‘gezegd van de Berghe’ VAN DEN DONCK, Mayken (I1835)
 
1483 ‘Go’ Nogal vreemd type, ‘with darting eyes behind heavy lensed glasses, reminded me of a rooster strutting in a barnyard’ zoals neef Fried opmerkt. Net zo nerveuzig als haar zuster Jo, maar vermoedelijk niet al te slim en daardoor zonder werk gebleven. Zij overleed in rusthuis de Lichtenberg in Amersfoort.

Desondanks is het merkwaardig te zien dat in november 1912 een kinderverhaal met de titel ‘ELSJE’ gepubliceerd wordt in de Leeuwarder Courant. Auteur: Go van Heemskerck Düker... 
VAN HEEMSKERCK DÜKER, Margot Jozine (I30)
 
1484 ‘Greet’ RÖRIK, Gretha (I8)
 
1485 ‘Hans’. Vaandrig in het regiment van generaal Bouquet in het garnizoen van Grave (1775) en kapitein-luitenant in het regiment Zwitsers vna Stockar de Neuform (1797-1802). Daarna rentenier te Sambeek. SCHIRMER, Johan Martin (I1695)
 
1486 ‘Herr auf Brakkestein’ volgens Rob de Ridder. RAPPARD, Bernhard (I562)
 
1487 ‘In de Elizabethstraat’ DUKER, Joan Jacob (I63)
 
1488 ‘Ina’, zuster van de schrijver Belcampo. Het gezin woonde aan de Borneolaan te Hilversum. SCHÖNFELD, Ineke (I181)
 
1489 ‘is de wed. van de heer Barolt Knock begraven’ BAIJ, Barbara (I3003)
 
1490 ‘Joop’. TEN KORTENAAR, Johannes Cornelis (I2256)
 
1491 ‘Jo’ Zwartendijk bezocht na de meisjes-HBS twee jaar lang de Ecole du Louvre in Parijs, waarna zij een aanstelling kreeg bij het museum Boymans te Rotterdam.

In haar verdere carrière nam Jo een prominente plaats in te midden van de Rotterdamse kunstwereld, met name als bestuurslid van de Kunstkring. Zestien jaar lang schreef zij kritieken op kunstgebied voor de NRC. Daarbij spaarde zij niemand; al gauw werd zij gevreesd om haar scherpe pen. Toch schijnt zij in het dagelijks leven een vredelievend en warm mens te zijn geweest. Zij was tevens lid van de Soroptimistenclub te Rotterdam had zitting in tal van vrouwencomités. Volgens haar necrograaf in Elseviers Maandblad was zij tegen het eind van haar korte leven somber, vooral als gevolg van de ontwikkelingen in Europa.

Haar eigen kunstproductie beperkte zich tot een enkele roman, De overlaat (1927). 
ZWARTENDIJK, Alida Jozina (I1929)
 
1492 ‘Jo’. Verhuist op 1 juli 1929 naar de Rustenburgerstraat, Amsterdam. Hij is dan nog kantoorbediende. In juli 1931 verhuist men naar de Van Woustraat nr. 3 (of 111). Op 3 januari 1934 keert het gezin (inmiddels uitgebreid met dochter Gretha) terug naar de Rustenburgerstraat, op nummer 320. Niet lang daarna gaat men net als moeder Van Zaanen naar Hilversum, vanwege de schone lucht.

Werkte op zijn twaalfde al als kantoorbediende bij wijnhandel Kempinski, en maakte al snel promotie tot vertegenwoordiger, wat hij zijn hele leven is blijven doen. Vlak voor zijn pensioen ging de firma failliet. 
RÖRIK, Johannes Cornelis (I15)
 
1493 ‘Jo’. Was al vroeg zo doof als een kwartel. Volgens dochter Nel (Petronella) ‘een schat’ Raakte gaandeweg geïnteresseerd in de ideeën van Krishnamurti en Blavatsky. Haar broer, de architect Jan Hendrik, ontwerpt in 1916 het huis voor haar gezin aan de Minister Hartsenlaan 10.

Kwam volgens de verhalen uit een streng, deftig gezin, waar bijvoorbeeld de kinderen staand aan tafel moesten eten. Haar moeder overleed al vroeg en haar stiefmoeder - tevens tante - leefde evenmin lang. Vader hertrouwde volgens Nel een derde maal met een loeder van een mens, die in het grote huis aan de Ministerlaan een eigen zijkamer zou hebben gehad (linksboven).

Pikant: Alida Jozina is een nicht in de derde graad van haar echtgenoot Jan Herman! Wisten zij dat wel van elkaar? 
PLANTENGA, Alida Jozina (I19)
 
1494 ‘Kay’ was intensief betrokken bij de mormoonse kerk, maar werd desondanks verliefd op een niet-gelovige. Haar man Fried bekeerde zich ver na de oorlog alsnog tot haar sektarische geloof. COOLEY, Catherine Cleone (I174)
 
1495 ‘Kees’. Hij studeerde aanvankelijk aan het Athenaeum Illustre te Amsterdam, maar kon daar geen examen afleggen. Op 16 mei 1823 liet hij zich als student inschrijven aan de Universiteit van Utrecht. In juni 1828 promoveerde hij daar cum laude op de dissertatie ‘Disputatio juridica inauguralis, de rescissione emptionis venditionis ob vilius pretium [...]’. Vermoedelijk is hij ook de C.A. Duker die in een berichtje in de Nederlandsche Staatscourant genoemd wordt als kapitein in de Noord-Hollandse mobiele schutterij. In elk geval nam Kees net als zijn broer Piet deel aan de Tiendaagse Veldtocht in augustus 1831. Hij maakte er tekeningen van een batterij van de Noord-Hollandsche Schutterij in en rondom Breda.

In 1838 benoemd tot lid van de arrondissementsrechtbank van Hoorn. Hij was ook in die stad lid van de Rederijkerskamer. Dichten en tekenen waren zijn grote liefhebberijen. Na zijn dood verkochten zijn erfgenamen het gezinshuis aan de westzijde van het Groote Noord te Hoorn (wijk 4, nr 16) groot twee roeden en 70 ellen) voor ƒ 3000 aan de ’galanterieënkoopman’ Johann Wille uit Amsterdam.

Niet opvallend in de Dukerfamilies: alle drie zijn kinderen bleven ongehuwd. Er bestaat van hem een olieverfschilderij dat aan het eind van de 20e eeuw in handen was van PG Duker in Den Helder. 
DUKER, Mr. Cornelis Agathus (I155)
 
1496 ‘Koos’ leerde het apothekersvak bij zijn vader, waar ook zijn latere zwager Willem Frederik al op 16-jarige leeftijd in de leer ging.

Overgenomen uit de toelichting door het Westfries Archief op de Collectie De Wit Duker aldaar:

Jacob de Wit Pz., roepnaam Koos, erfde de apotheek van zijn moeder Maria de Koningh. Hij was toen nog minderjarig. In 1866 werd Pieter Messchaert, koopman te Hoorn, benoemd als zijn toeziend voogd. Jacob is dan apothekersleerling. In datzelfde jaar volgde nog zijn meerderjarigheidsverklaring.(inv.nrs. 50-51). Jacob huwde in 1872 Maria Hendrika Oosterveen. Zij overleed in 1875 en liet hem een zoon Pieter Hendrik na. In 1883 hertrouwde hij met Anna Duker (Johanna Lucia Frederica), dochter van notaris Duker te Enkhuizen. Zij kregen samen vier kinderen: Ar (Arnoldina Johanna), Frans, Maria en Wim (Willem Frederik). Frans de Wit werd slechts 4 jaar.
Apotheker Jacob de Wit behoort tot de notabelen van Enkhuizen. Hij heeft in Leiden gestudeerd. In 1903 werd hij lid van de Commissie art. 86 der Ongevallenwet 1901 en lid van de Gezondheidscommissie van Enkhuizen. Als notabele was hij tevens lid van het Genootschap Oeconomia Enchusana.


Dat hij een zeer gewaardeerd apotheker was, blijkt uit een kort stukje in het Parmaceutisch Weekblad (20 dec. 1919, 56e jrg.) ter gelegenheid van zijn 50-jarig jubileum. De schrijver prijst hem als ‘drager van hoogere idealen van trouwe plichtsbetrachting en onvermoeide toewijding’, en somt vervolgens zijn vele activiteiten op: medeoprichter van het Departement Noord-Holland van de Maatschappij ter bevordering der Pharmacie, vele jaren lid van de Commissie van toezicht op het middelbaar onderwijs, lid van de Commissie voor de Spaarbank, de Hulpbank, de Volksbibliotheek, het Dijkbestuur. 
DE WIT, Jacob Pzn. (I342)
 
1497 ‘Leefde omtrent den jare 1220’ volgens Huydecoper. VAN HEEMSKERCK, Ridder Hendrik (I451)
 
1498 ‘Leen’. Geboren voor het huwelijk van de ouders, maar waarschijnlijk wel een wettig kind; Jan Spanjer was waarschijnlijk op zee voor die tijd. Opmerkelijk is dat ook Leen zelf bevalt van een dochter op 9 spetember 1922, ver voor haar huwelijk dus. Haar echtgenote erkent het kind als hij met haar trouwt. SPANJER, Magdalena Maria (I485)
 
1499 ‘Leo’ VISSER, Leonard (I200)
 
1500 ‘Margriete’ genoemd. Haar graf zou zich bevinden of bevonden hebben in de Oldenhove te Leeuwarden. Op een blauwe zerk zouden haar kwartieren vermeld staan: Eemskerck, Diemen, Voorhout en Persijn. VAN BEEST VAN HEEMSKERCK, Margaretha (I419)
 

      «Vorige «1 ... 26 27 28 29 30 31 32 Volgende»