Aantekeningen


Treffers 251 t/m 300 van 1,568

      «Vorige «1 ... 2 3 4 5 6 7 8 9 10 ... 32» Volgende»

 #   Aantekeningen   Verbonden met 
251 Doopgetuigen: Willem van der Lely, Alijda Heemskerk van Beest. Willem was officier in Statendienst van 1750 tot en met 1759. Daarna was hij raad en schepen te Den Bosch tot aan zijn overlijden.

Huydecoper: ‘Ontvanger van de 100e en 200e penning over de Meijerij van Den Bosch. Schepen en Raad te ‘s-Hertogenbosch. Rentmeester generaal over de geestelijke goederen der stad en meijerij van Den Bosch.’

In het RA Brabant; brieven van Willem C. van Heemskerk, ‘rentmeester geestelijke goederen van ‘sHertogenbosch en kwartier Maasland, 1778-1783 (273 Commanderij Duitse orde in Vught, Balije Oudenbiezen, inv. nr. 169): uitzoeken 
VAN HEEMSKERCK, Willem Cornelis (I101)
 
252 Door ds. Joannes de Goede (rem.), getuige Neeltje Heemskerk IN ‘T VELD, Margarita (I2246)
 
253 Door Fried van HD’Buisscharts’ of ‘Bosschaerts’ genoemd, uit bron (A) en (B), zie aldaar. BUSSCHAERT, Margaretha Huygensdr. (I415)
 
254 Door haar eigen vader in de kerk gedoopt, get: Gijsberts ouders en schoonmoeder Kornelia Blaauwduif VAN LEEUWEN, Margaritha (I93)
 
255 Door haar eigen vader in de kerk gedoopt, get: Kornelia Blaauwduif en moeder Zwartendijk VAN LEEUWEN, Cornelia (I96)
 
256 door Isaac Emilius VAN LEEUWEN, Marritje (I3020)
 
257 Dr. PGJ Duker was anatoom-patholoog en schreef een toonaangevend werk op zijn vakgebied. Het opus zou decennialang het handboek blijven voor de Nederlandse politie. Daarnaast was hij directeur van een ziekenhuis te Amsterdam. In 1906 besloot hij met zijn vrouw en zijn zoon naar de Verenigde Staten te vertrekken, wat betekende dat hij eerst in het huwelijk moest treden.

Na een jaar rondreizen in Amerika keerde het gezin terug naar Amsterdam. Duker kwam groot in het nieuws toen hij op grond van gedegen forensisch onderzoek concludeerde dat het ongeluk met de Uiver in 1935 een gevolg was van blikseminslag.

Hij overleed in 1942 aan longkanker. 
DUKER, Dr. Petrus Gerardus Jan (I196)
 
258 Drie kinderen DE MAN, Gerrit (I848)
 
259 drie kinderen VAN HEEMSKERCK, Gravin Susanna Catharina (I1306)
 
260 Drukker Louis, uit het Leuvense drukkersgeslacht, vestigde zijn eerste boekhandel in Leiden. Hij wordt beschouwd als de grondlegger van uitgeefconcern Elsevier. Hij verwerft al snel een grote status in zijn nieuwe woonplaats. Van juni 1607 tot aan zijn dood is hij buurtheer van het Nieuwe Rijk van Gravenstein. Op het buurtregelement wordt hij omschreven als de ‘Dominateur ende besitter van d’Oostzijde van Rapenburch, de Zuydzijde van de Houtstraet ende de westzijde van St. Pieter Kerc-hoff met de Clocksteegh, Marckgrave van den Ackergraft, en Vrijheer van Stadtstimmerwerf.’

Omdat hij tevens pedel was bij de universiteit, wierf hij veel drukopdrachten van hoogleraren, van wie hij zo’n honderd werken uitgaf. Tevens maakte hij tot ver over de grenzen naam met de wonderbaarlijke duodecimo-uitgaven , nog kleiner dan pockets.

Louis en zijn nakomelingen behoren tot degenen die het boekdrukken in Noord-Nederland de bloeiperiode hebben bezorgd in de eerste helft van de zeventiende eeuw. Hun uitgaven, op Zuid-Nederlandse leest geschoeid, waren veelal van een uitzonderlijke kwaliteit. Interessant detail is dat zij het lettergieten in eigen hand hielden, terwijl andere drukkers meestal hun fonts betrokken bij onafhankelijke lettergieters zoals Guyot en Van Vechten. De Elseviers waren ook sterk in buitenissig zetsel als Hebreeuws en arabisch. 
ELSEVIER, Louis (I1831)
 
261 Een A.J. Rappard geeft in 1850 een boek cadeau aan ene Anna Stuart als prijs voor aardrijkskunde. Was dat deze Alida, en was zij dus lerares? RAPPARD, Alida Josina (I538)
 
262 Een Abraham Verster wordt genoemd als lid van de ‘Vaderlandsche Societeit’ van 21 december 1786 tot de opheffing op 21 september 1787. Ook andere leden van de familie staan op deze lijst: Johan Paulus, mr. Jan Louis, mr. Johannes Verster de Balbian en dr. Florentius Verster. VERSTER, Abraham (I1720)
 
263 Een buitengewoon vermogend man; volgens een bron bezat hij ruim tien miljoen gulden en diverse buitenhuizen. Het grootste deel van zijn kapitaal kwam overigens van zijn vrouw. LUDEN, Johannes (I296)
 
264 Een David Verschuur wordt bijgezet in de Barbrakerk (13 gulden) op 30 juli 1785. VERSCHUUR, David (I3160)
 
265 Een goede kandidaat is de doopinschrijving van 31 augustus 1742 van Willem Jansz, zoon van Jan Jansz Rins en Annetje Jacobs Hovenier. Die laatste toevoeging is discutabel, want op 5 februari 1741 trouwen Jan jansz Rins en Annetje Jacobs … Ruijter. RINS, Willem Jansz (I3025)
 
266 Een Johannes van Hardeveldt staat samen met Hermannus van Breuckelen in 1711 borg voor de groefbidder Lucas van Hardeveldt. Op 9 juli 1725 overlijdt een naamgenoot, wonend aan de Oudegracht; het is onzeker of het om dezelfde gaat, want op 2 oktober 1730 overlijdt er nog een naamgenoot, ook op de Oudegracht. VAN HARDEVELDT, Johannes (I2858)
 
267 Een Joris Sanderson is brouwer te Loenen, tevens schout van Loenen en Nieuwersluys. SANDERSON, Anna Maria (I526)
 
268 Een Joseph Bourda was na 1784 directeur-generaal van Demerary. BOURDA, Catharina (I786)
 
269 Een kort overzicht van de Ludens (een rijk geslacht van stokvishandelaren en naderhand bankdirecteuren) is te vinden in de inleiding op de inventaris van het archief-Luden (GA Amsterdam, inv nr 922). Daar vindt men ook een korte biografie van Johannes Luden. Johannes studeerde na zijn Grand Tour door Duitsland, Zwitserland en Italië rechten te Utrecht en Luik. Samen met zijn vrouw kocht hij in 1829 een huis op de Herengracht te Amsterdam (nr 527). Na zijn promotie in 1830 werd hij benoemd tot kolonel en ingedeeld bij het 2e bataljon schutters van Noord-Holland. Hij trok ten strrijde tegen de Belgen tijdens de Tiendaagse Veldtocht en verwierf daarmee de Willemsorde. Het gezin Luden-Boode woonde aan de Herengracht 389 te Amsterdam.

In 1836 werd Johannes benoemd tot directeur van de Nederlandsche Bank en bleef dat tot 1862.

De namen J.H. Luden, J. Luden en A. Luden komen voor op een lijst van plantage-eigenaren te Suriname in 1821. Zij bezitten verscheidene suiker- en koffieplantages, met name in het gebied van de Commewijnerivier (nu Suriname). Johannes had bij zijn huwelijk het beheer verkregen over de plantage Cornelia Ida, die toebehoorde aan Antje Boode en Petrus Gerardus Duker.
De familie Luden was eigenaar van de grafposities 16, 17, 19 en 24 in de Buitenvaarderskapel. 
LUDEN, Johannes (I148)
 
270 Een korte, maar zeer afwisselende loopbaan als militair heeft deze man gehad. Hij begint als vaandrig bij de Hollandse gardes te voet (tot 1793). In 1794 wordt hij ritmeester bij de huzaren en voert in deze functie campagne tegen de Fransen, maar als de Fransen toch komen neemt hij zijn ontslag. In 1795 wordt hij ritmeester bij het rassemblement te Hannover. In 1806 heeft hij dezelfde functie bij Oranje-Nassau.

Van 1806 tot 1808 strijdt hij tegen de Russen en de Pruisische troepen. In 1810 vecht hij in Spanje, daarna in Rusland. 
VAN HEEMSKERCK VAN BEEST, Willem Anthony (I1368)
 
271 Een merkwaardige samenloop van omstandigheden: in 1816 overlijden zijn beide ouders, vlak na elkaar. Twee maanden later treedt Wijnand in het huwelijk, nog geen twee jaar later is hij dood. Bij zijn overlijden woont hij in Groningen, ’aan het diep, letter J no. 1, kanton 2’. WINTERSWIJK KUTSCH, med. dr. Wynandus (I2202)
 
272 Een Pieter Klinkhamer wordt in augustus 1795 gekozen in de Raad van Rechtspleging van Hoorn; een maand later wordt hij ook lid van de municipaliteit. Dat kan deze Pieter niet zijn. Welke wel? KLINKHAMER, Pieter (I2825)
 
273 Een zeer invloedrijke muntenexpert, tevens letterkundige. Redacteur van De Star en De vriend des Vaderlands, waar hij W.A. Ockerse opvolgde. Auteur van een hele waslijst publicaties over uiteenlopende thema’s, met de numismatiek als rode draad. Directeur van het Penningenkabinet te Leiden en auteur van hét standaardwerk over muntkunde.

Zie over hem het uitvoerige levensbericht in het Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde 1869. 
VAN DER CHIJS, Dr. Pieter Otto (I1913)
 
274 Een zekere G.M(arthens?). schreef een bruiloftszang op het huwelijk van Abraham en Agneta. Die moet ik nog bekijken in de KB. Heel interessant: volgens Gameo, de wereldwijde mennonieten-databank, verwierf Abraham Welsing uit Rees in 1671 het poorterschap van Kleef. Daar begon hij een lakenfabriek die in 1716 flink gegroeid was. Het zou wel heel merkwaardig zijn als deze Abraham geen voorouder was! Een andere tak van de doopsgezinde familie Welsing trok van Rees naar Amsterdam waar zij als ‘Lamisten’ een rol speelden in de mennonietengemeenschap aldaar. Het is wellicht vergezocht, maar de Dukers kwamen eveneens uit Rees...

Abraham woonde rond 1740 in huis bij de stoffenverver en zijdefabrikant Leendert Schut, die getrouwd is geweest met ene Anna Welsing (hoogstwaarschijnlijk een zus of misschien een nicht van Abraham). Anna vertrok echter in 1725 naar Kleef en stierf daar in 1731. In 1750 neemt Welsing de fabriek van hem over. Schut kent de familie goed, want in zijn testament legateert hij ene deel van zijn fortuin (28 duizend gulden na aftrek van kosten) aan diverse Welsings, ook in Kleef.

In 1772 koopt Abraham Groot en Klein Leeuwenberch (nu Oudegracht 307 en 305), waar hij misschien ook zijn bedrijf vestigt. Van zijn zwager Michael Zwartendijk erft hij in 1783 diens hoeve in Aarlanderveen ’met alle grond en gebouwen daarop’. Zijn beide dochters erven samen 5000 euro. 
WELSING, Abraham (I1936)
 
275 Eerder gehuwd met Cornelia Janse Roose (1740-1764). BELLEFLAM, Jacobus Hermannus (I2277)
 
276 Eerder getrouwd met Cornelius (Kees) Hommes, van wie zij vier kinderen baarde, die op een na allen in Indonesië woonden. Na het overlijden van haar eerste man woonde Jo in Lochem en Zutphen. Haar kinderen werden geboren in Rotterdam en na 1888 in Leeuwarden. Na het overlijden van JH Plantenga betrekt zij een huis aan de Schiedammersingel 40b; woont bij haar overlijden in Hilversum, in het huis van haar stiefdochter aan de Ministerlaan 10.

Het aardige is dat deze meneer Hommes getuige was bij het eerste huwelijk van Jan Hendrik met Petronella Zwartendijk (1888). Kees is op dat moment een controleur van 40 jaar en woont te Leeuwarden, waar zijn familie ook al een koffie- en theehandel drijft aan de Tuinen. 
DEKKER, Johanna Catharina (I331)
 
277 Eerst de schoonzus,, daarna de schoonmoeder van notaris Duker. Er is voortdurende onenigheid over de juiste naam van deze dame: Christina Johanna, Christina Jacoba (zoals in geboorteakte van zoon Willem Antoni) of Johanna Christina (zoals in de overlijdensakte van Willem Frederik)? De verwarring was bekend bij iedereen: bij de burgerlijke stand kende men haar tweede naam als Johanna, in het doopregister als Jacoba.

’Chrisje’ wordt haar leven lang door iedereen geprezen om haar charme, vrolijke aard en uiterlijke schoonheid. Een anonieme brief over haar herkomst zegt over haar: ’Chrisje word zeer gepreezen en gezegd ene goed humeur te hebben. De kinderen van van Walsem zijn bekend eene zeer fatsoenlijke en huishoudelijke opvoeding genooten te hebben vooral de meisjes zijn zeer huishoudelijk en bedreeven met alle vrouwelijke handwerk. Chrisje is een zeer knap meisje en weet zig zeer wel voor te doen, op geen der meisjes is ooit iets aan te merken geweest.’

Een alleraardigst document steekt de draak met die verwarring en geeft meer inzicht in haar persoonlijkheid. Het is een ’Feestblad’, een kleine krant van 4 pagina’s van zondag 30 september 1883 ter gelegenheid van haar 85e verjaardag gedrukt door Joh. Geradts in Hilversum. In het openingsartikel wordt die naamsverwarring opgevoerd als bron van twijfel: ’Was zij het zelve of was zij zichzelve niet?’ Uit hetzelfde artikel leren wij dat Christina een piepklein vrouwtje moet zijn geweest, maar zeer innemend. Een kleindochter die zichzelf Cor noemt, schrijft zelfs een lang ironisch gedicht over de ’lof der kleinheid’, want zij is zelf ook met een klein kereltje getrouwd (een zekere Arthur Calvert, een Engelse dominee). In Venlo verloor zij haar hart aan Willem Frederik, die voor haar de marine verliet. Het stel woonde in garnizoensstadjes als Nijmegen, Doesburg en Grave. Op haar 85e verjaardag woont Chris in de Vossenstraat 44 te Arnhem.

Christina werd peetmoeder van vier kleinkinderen, die dus allemaal Christina Johanna heten: Blaauw, Ferret, Vorstman en Van Heemskerck.

Overleden ten huize van haar dochter Johanna Wilhelmina Blaauw-van Heemskerck in Nijmegen. 
VAN WALSEM, Christina Johanna (I65)
 
278 Eigen graf, Oude Kerk, ’huijsvrouw van Jacob van der Chijs op de Mart’. Laat twee meerderjarige kinderen na. KOOL, Trijntje Pieterse (I1923)
 
279 Eigenlijk: Christina Everaertsdr. EVERARDUS, Christina (I1880)
 
280 eiland De Rietpol BURGGRAAF, Lisa (I2273)
 
281 Enige dochter van Ludolph Roosterman, die niet onvermogend was. Bij de ondertrouw in Rotterdam (28-1-1680) woont Antonia aan de Hoogstraat, haar echtgenoot te Westnieuwlant. Na het overlijden van haar echtgenoot verkoopt zij het pand aan de Leuvehaven nr 4201, dat zij via hem erfde van haar schoonvader, aan Abraham Back. De boedel van Antonia omvat bij haar overlijden onder meer een buitenplaats met 33 morgen land aan de noordzijde van Bodegraven, pakhuizen en een woning in Rotterdam, obligaties en rentebrieven. Afgezien van al het onroerend goed beloopt haar erfenis in 1741 vele honderdduizenden guldens, die onder Anna en Isaac verdeeld worden.

Een aanwijzing voor de goddsdienstige voorkeur van mevrouw Roosterman (en haar kinderen) vormt de overdracht van obligaties ter waarde van duizenden guldens aan de Mennoniete gemeente.

Bij overlijden beschreven als: ‘Anthonia Elsevier-Rosterman, weduwe van wijlen d’Hr Abraham Elsevier, op ‘t Janskerkhoff. Laat na: mondige kinderen’. Wijze van begraven: ‘Gesonken, het waapen gehangen: ƒ 24,- en 16 ellen laken gescheurt. ƒ 250,- ƒ 125,-.’ Zo, dat is pas een begrafenis! 
ROOSTERMAN, Antonia (I110)
 
282 Er is iets interessants aan de hand met Margaretha. Op 22 september 1768 maakte Eduard van Herwijne, zeeman of koopvaarder in dienst van de VOC, zijn testament op. Hij legateert aan zijn neef Pieter van der Chijs zijn gouden broekgespen. En aan ’Mejuffrouw Margaretha Hogerscheijd, minderjarige ongehuwde dogter, [zijn] juweelen ring met seeven steenen, mitsgaders nog in contanten gelde een somma van twee hondert guldens eens en vrij geld.’

Op 22-10-1780 is Margaretha als getuige (en peetmoeder) aanwezig bij de doop van Margaretha Pieternella, kiind van Jan van Koeverden en Johanna Catharina Hoogerscheijd.

Tekst in begrafenisregister: ‘Margaretha Hoogerscheid huisvr. van Pieter vdr. Chijs int boterhuis, met een Jagt [?] van de Stad Utrecht, regt van 18 [bndrs] schoonmaak 12 drs. geemployeert Eijge graff 1 meerd. 3 mind. [kinderen] 
HOOGERSCHEID, Margaretha (I111)
 
283 Erftr via zijn schoonmoeder Geertruid Benschop de helft van hofstede ‘Kruidenburg’ tussen Bodegraven en Zwammerdam.In 1717 verkoopt hij als boedelvoogd van Albertus Kamerik een perceel van 12 morgen ‘achter de polder van Zwammerdam’ waaruit blijkt dat hij op dat moment op hetzelfde terrein woont als de kinderen van Pieter Zwartendijk. LOMMANUS, Ds. Wilhelmus (I2621)
 
284 FamilySearch, dopen Duitsland FRANTZEN, Ernst Adolph (I521)
 
285 Franse kerk ROOSTERMAN, Ludolph Reiniersz (I1783)
 
286 Franse kerk, eigen graf ELSEVIER, Maria Catharina (I2800)
 
287 Friesland Jannetje Teekes (I1513)
 
288 GA Delft geeft alleen een doop op 4 jan 1668... vreemd VAN HEEMSKERCK VAN BEEST, Anna (I370)
 
289 Galileeër kerkhof de Blau, Quirijn (I2456)
 
290 Geboorte is niet gezien, overlijden wel. ‘Laat na: mondige erfgenamen’. Begraven met 8 dragers. Staat beschreven als ‘meerderjarige vrijster’ DÜCKER, Johanna (I90)
 
291 Geboorteadvertentie in de Opregte Haarlemsche Courant MIRANDOLLE, Johanna Henriëtte Catharina (I3302)
 
292 Geboren als Van Heemskerck, vanaf 1815 in de adelstand VAN HEEMSKERCK VAN BEEST, Jvr. Louise Adelaide (I1399)
 
293 Geboren in het huis van grootvader Cornelis Duker te Utrecht; het gezin woonde te Alphen of Oudshoorn. DUKER, Mr. Cornelis Agathus (I155)
 
294 Geboren na de dood van zijn vader. Promoveerde te Orleans. Zijn diploma is te zien in GA Delft, coll. losse aanwinsten, nr. 80. VAN HEEMSKERCK VAN BEEST, Johan (I383)
 
295 Geboren nadat zijn vader ontslag had genomen als kapitein van de landzaten in 1795, toen het leger onder Frans gezag kwam te staan.

Volgens genealogie Huydecoper had deze meneer ‘tot peter en meter de Prins en Prinses van Oranje Nassau’. Vandaar de naam Willem Frederik. Dat klopt wel zo’n beetje: luitenant-kolonel Willem Sybrand had netjes aan de erfprins gevraagd of hij het kind de naam Willem Frederik mocht geven, Hij verbleef op dat moment met zijn gezin in Emmerik, de prins – later koning Willem I – zat in Berlijn. De patriottische kopman Quint Ondaatje beschrijft vervolgens de doopplechtigheid, waarvan hij bij toeval getuige was, in de Haagsche Courant van 4 juni 1796:

’De predikant las vervolgens het Formulier; maar hoe stond ik op te kyken, toen de Man op een doordringende toon deeze woorden van den Preekstoel loet rollen æen wat antwoord gy als Doopgetuige, in de naam van Zyne Doorlugtige Hoogheid, den Heere Prince van Oranje en Nassau?’ en het onnozal wichtjen genaamt wierd, ’Willem Frederik’.’ Hij vraagt wie de vader en de getuige waren aan een bediende. Dat waren dus Van Heemskerck en de beruchte Zuyderas (baron van Heeckeren tot Suyderas). De patriot waarschuwt dat het kind wel in de gaten gehouden moet worden, ’of is in staat om zyne Vaders voetstappen te volgen en braave Soldaaten te corrumpeeren, om zyn peet te volgen en trouweloos aan ’t Vaderland te worden!’

In 1830 woont hij met zijn gezin in Grave, aan de Hoofsche Straat 6. Kennelijk militair bezit, want zijn beide buren zijn majoor.

Willem Frederik is jong gestorven. Van hem is een ontroerend briefje bekend dat pas na zijn dood geopend mag worden. Hij geeft er instructies in voor zijn vrouw, kinderen en naasten. Hij maant hen niet te rouwen omdat dat toch ’tot niets dient’. Hij wil op een open kerkhof begraven worden, niet in een kerk. En voordat zijn vrouw denkt aan hertrouwen, moet zij de adviezen inwinnen van haar ouders, zijn broer Willem George en zijn zwager Van Thielen. Zijn broer Frits en zwagers Van Thielen en Frantzen verzoekt hij zijn geliefde Crisje bij te staan. Zijn overlijdensadvertenties spreken van een ’langdurig lijden’. Hij was al op non-activiteit gesteld. 
VAN HEEMSKERCK VAN BEEST, Willem Frederik (I64)
 
296 Geboren op de (Koren)Markt in Delft en opgeleid in het atelier van Anthonie van Blockland. Ontwikkelde zich tot de populairste portretschilder van zijn tijd; in de database van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie zijn alleen al ruim 200 portretten van zijn atelier te vinden. Hij portretteeerde veel lieden uit de Delftse elite, het Haagse hof en de Hollandse nobelen, waaronder P.C. Hooft en Constantijn Huygens. Er wordt gezegd dat zijn atelier ruim tienduizend portretten vervaardigde.

Dat schilderen legde hem geen windeieren. Alleen al tussen 1619 en 1632 bestelde de magistraat van Delft voor 1161 gulden aan portretten bij de meester. In 1629 woonde hij in ‘Het Gekroonde Neteldoeck’ aan de Markt op nummer 27. Ernaast woonde zijn dochter Aeltjen in ‘Den Gulden Mortier’ op nummer 29. Samen met zijn schoonzoon Willem Delff bezat hij ook een huis op nummer 18, en in 1639 kocht hij nog een pand voor maar liefst 2010 gulden. Zijn atelier vestigde hij later in het pand ‘Spangien’ op de Oude Delft nummer 71.

Onder zijn leerlingen waren bekende namen als Paulus Moreelse, Anthony palamedesz en Jan Anthonisz van Ravesteijn.

In het Archief van de Weeskamer te Delft is een inventaris van de boedel te vinden (nrs. 3945-3953). Uit die stukken blijkt ook dat de kinderen van Willem Jacobsz van Delft en van Johan van Beest mede-erfgenamen waren van Van Mierevelt. 
VAN MIEREVELT, Michiel Jansz (I1461)
 
297 Geboren voor het huwelijk van zijn ouders, wel erkend door Aart Noordermeer. Op tamelijk jonge leeftijd verdronken. NOORDERMEER, Hendricus Willebrordus (I749)
 
298 Gecremeerd VAN HEEMSKERCK DÜKER, Willem Frederik (I7)
 
299 Gedoopt aan huis (rem.) door Joannes de Roever. Get.: Willemijntje in ‘t Veld. VAN LEEUWEN, Ds. Gijsbert (I508)
 
300 Gedoopt in Weesp, waar haar vader stadsschoolmeester was. Haar beide ouders overleden al vroeg, ver voor haar meerderjarigheid. In 1780 krijgt Agatha de functie van ‘inbrengster in de Bank van Leening’ via haar schoonmoeder Johanna van Knapen, die vrijwillig afstand doet. Zij moet jaarlijks uit dien hoofde 80 gulden uitbetalen aan Christiaan Heun en Jacoba Franssen, ingaande op het moment dat Johanna van Knapen overlijdt. Als Cornelis overlijdt, hoeft zij nog maar 50 gulden te betalen, en als zijzelf overlijdt, vervalt de verplichting. Mij is niet duidelijjk waaruit deze verplichting voortspruit. De plicht blijft gelden als het echtpaar Heun op 2 mei 1783 besluiten te scheiden van tafel en bed.

In het testament van haar stiefmoeder Maria van den Heuvel, de tweede vrouw van Cornelis Raven, wordt zij bedeeld met 100 gulden ineens. Haar zuster Willemina erft verder alles.

Overlijdensakte:
“Op heden den veertienden February achttienhondert en twaalf zijn voor mij Paul Engelbert Voet van Winssen adjunct-maire der stadt Utrecht 5e Arrondissement Departement van de Zuiderzee, als Officier van de civilen staat verschenen de heer Laurens Kuyper [haar schoonzoon, getrouwd met Petronella Gerarda, JvHD], commis-griffier van het Vredegerecht van het tweeden Canton Entre […] vierentwintig jaaren oud, woonende op de Oudegracht bij de Jacobibrug, en de heer Johannes Jacobus Montanus, advocaat, oud achtendertig jaare, welken mij verklaart hebben dat Agatha Raven, weduwe van de heer Cornelis Arnoldus Düker, dochter van Cornelis Raven en Aletta Oostrom beide overleeden, bekende van de beide comparanten, overleden is op den dertienden dezer lopenden maand des morgens circa negen uiren in den ouderdom van zestig jaaren, in derzelven woonhuis staande op de Oudegracht wijk D numero 63; en heb ik na die verklaring deze acte geformeert die de beide comparanten na gedane [Sekure?] met mij ondertekend hebben”

De overlijdensadvertentie wordt geplaatst door dochter Maria , mede uit naam van haar zusters. 
RAVEN, Agatha (I51)
 

      «Vorige «1 ... 2 3 4 5 6 7 8 9 10 ... 32» Volgende»