Aantekeningen
Treffers 1,251 t/m 1,300 van 1,568
# | Aantekeningen | Verbonden met |
---|---|---|
1251 | Vanaf juni 1640 tot aan zijn dood is Bonaventura buurtheer van de Leidse wijk het Nieuwe Rijk van Gravenstein (tussen Rapenburg, Houtplein, het kerkhof en de Kloksteeg) - net als zijn vader overigens. | ELSEVIER, Bonaventura (I1832)
|
1252 | Vanaf september 1856 krijgt Jacob, en later zijn gezin, steun van de armenbedeling in Amsterdam, via de zogeheten Huiszittenhuizen. | de BRUIJN, Jacob (I655)
|
1253 | Vanwege zwakheid aan huis gedoopt | VAN WALSUM, Coenraad (I3375)
|
1254 | verdronken bij Den Helder | SCHAAP, Jan Klaasz (I1652)
|
1255 | Verhuist bij haar huwelijk van Delft naar Doetinchem. | VAN HEEMSKERCK, Maria (I355)
|
1256 | Verlaat gedoopt wegens zijn kinkhoest | VAN HEEMSKERCK DÜKER, Willem Frederik (I25)
|
1257 | Vermeld in 1447, evenals zijn broers | BUSSCHAERT, Gerrit (I2418)
|
1258 | Vermeld op MyHeritage: ‘Stocken, Marck, Netherlands’ | VAN HEEMSKERCK, Willem George Frederik (I290)
|
1259 | Vermoedelijk gedoopt voor haar aanstaande huwelijk | Libarius, Grietje (I2476)
|
1260 | Vermoedelijk jong gestorven, voor 1741. | ELSEVIER, Ludolf (I1890)
|
1261 | Vermoedelijk jong gestorven. | ELSEVIER, Anthony (I1889)
|
1262 | Vermoedelijk overlijdt Antje rond 1805 en treedt Willem daarna in het huwelijk met Grietje van Reen. Hun eerste kind heet Antje. Grietje overlijdt op 27 november 1812, 28 jaar oud. | SMIT, Antje Jans (I3026)
|
1263 | Vernoemd naar zijn grootvader van moeders kant, hoewel de naam Teunis ook bij de Röriks voorkomt. Fietste in zijn jonge jaren regelmatig op zijn tweedehandsfietsje van Amsterdam-West naar zijn ooms en tantes in Hilversum, met name naar oom Arie en tante Zus (Josina Wilhelmina) in de Siriusstraat. | RÖRIK, Teunis Hans (I2250)
|
1264 | Vertrekt in 1899 naar Rotterdam, ws. voor studie, en keert in 1903 terug (als ‘student’). Hoewel hij in augustus 1905 toegelaten wordt op de ‘Amersfoortsche school’ vertrekt hij volgens het bevolkingsregister in 1905 naar Delft, waar hij tot en met 1907 verblijft. In dat jaar wordt hij beëdigd als tweede luitenant bij het regiment grenadiers en jagers. Hij is daar reserve-officier (vanaf 1911 als eerste luitenant) tot januari 1916. Dan wordt hij wegens nachtblindheid eervol ontslagen. Desondanks vertrekt hij in 1907 (samen met zijn zuster Tine) naar Philadelphia, waar hij tot juli 1911 blijft. Hij is daar als commissaris betrokken bij de Hollandsche Vereeniging, die onder leiding stond van C.W. van der Hoogt. Elsa Tannock-Van Amstel, zijn stiefdochter, meldt dat hij in Philadelphia zijn tandartsstudie voltooide, hoewel hij bij zijn huwelijk in datzelfde jaar nog ‘candidaat-tandarts’ wordt genoemd. Ook in de burgerlijke stand kent men hem in dat jaar als ‘student’. Toch blijkt dat te kloppen: het In Memoriam uit 1957 in het Tandartsenvakblad vermeldt dat hij in 1910 zijn ’DDS-titel’ verwierf en daarna het Nederlands tandartsdiploma. Op 2 mei 1913 werd Herman ‘bevorderd tot tandmeester’ na een academisch examen in Utrecht. Hij is de enige van de kinderen die - net als zijn moeder - remonstrants genoemd wil worden. In 1915 vestigt hij zich als tandarts (‘Doct. surg. dent.’) aan de Oude Enghweg 10 in Hilversum. Al snel daarna laat hij in 1916 door zijn zwager Jan Hendrik Plantenga, architect, een kasteel van een huis annex praktijk bouwen aan de Ministerlaan (later Minister Hartsenlaan) nummer 10, dat er nog steeds staat. Het was een luxe, modern huis; volgens dochter Nel het eerste woonhuis in Hilversum met elektrisch licht. Hij nam zitting in de Bestuursraad van de Maatschappij voor Tandheelkunde en de Medische Tuchtraad. Ook was hij voorzitter van de afdeling Gooi en Omstreken van die maatschappij. Zijn scheiding van Jo Plantenga kwam voor de kinderen onverwacht; zij kregen ‘s ochtends te horen dat zij na school niet terug moesten gaan naar de Ministerlaan, maar naar de Gijsbrecht van Amstelstraat 415, waar hun moeder ging wonen. Spoedig daarna hertrouwde hij met Nettie Kloppers - in Gretna Green, Schotland, omdat beiden nog te kort waren gescheiden. Het echtpaar verhuisde naar het begin van dezelfde straat, Ministerlaan 1a. Een prachtige, in mijn ogen typisch Hilversumse villa die helaas moest wijken voor nieuwbouw. De tandarts leefde op tamelijk grote voet. Hij had al vroeg een auto, zijn huis was zelfs voor Hilversumse begrippen groot en modern. Greet Rörik weet te melden dat hij vooral het geld van de Plantenga’s er graag doorjaste. Bij zijn dood liet hij voornamelijk schulden na. Jan Herman stierf aan een hartkwaal op weg naar Zweden, waar het echtpaar vrienden had wonen. Hij werd in Stockholm gecremeerd, maar zijn as werd in Hilversum uitgestrooid. | VAN HEEMSKERCK DÜKER, Dr. Jan Herman (I18)
|
1265 | Vertrekt op 30 oktober 1880 naar Delft. | PLANTENGA, Anna (I1244)
|
1266 | Verwierf in 1731 een studiebeurs uit het Fonds Burgius. | KUIJPER, Abraham (I2719)
|
1267 | Vestigde zich als schilder in het huis ‘Spangien’, Oude Delft 71, wat toebehoord had aan Michiel van Mierevelt. In 1659 restaureerde Jacob voor 200 gulden schilderijen in de Doelen, nadat die waren beschadigd door de ontploffing van het kruitmagazijn (1654). Zijn huwelijk met de gefortuneerde Anna, uit de regentenkringen van Delft, betekende een flinke stap op de sociale ladder. | DELFF, Jacob Willemsz (I1151)
|
1268 | Vestigt zich met zijn gezin in 1923 te Amsterdam, maar slechts voor korte tijd: op 12 augustus 1927 vertrekt het hele gezin naar Zevenaar. | NOORDERMEER, Nicolaas Franciscus (I424)
|
1269 | Via de website van het regionaal archief van Tilburg is te achterhalen dat het gezin van Vitriarius en Verster heel wat land bezit in Heukelom: de Huisakker (9L), een huisje met land (3L), een ‘bochtje’ van 4L, ‘groesland’ van 6L en het Brandveld met weide en akkerland van 3L. Ten slotte nog een huisje met 11L ‘nieulant’ en 5L groesland. Na de dood van Henrietta wordt het land verkocht. Philip is niet dezelfde als, maar ongetwijfeld familie van, de beroemde naamgenoot die internationaal faam genoot als rechtskundige. Wellicht is de juiste realtie te vinden in de genealogische aantekeningen in het archief van De Jonge van Zwijnsbergen (inv 319, nr 17) in het Brabants Historisch InformatieCentrum. | VITRIARIUS, Mr. Philip Reinhard (I103)
|
1270 | via Geni.com | VAN DER CHIJS, Pieter Nicolaas (I343)
|
1271 | via Geni.com | VAN DE KASTEELE, Jacoba Nicolina (I344)
|
1272 | via Geni.com | VAN DE KASTEELE, Jacoba Nicolina (I344)
|
1273 | via Geni.com | VAN DER CHIJS, Leonard Pieter (I3391)
|
1274 | via Geni.com | VAN DER CHIJS, Catharinus Johan (I3392)
|
1275 | Vijf kinderen | ELLING, Geertruida (I649)
|
1276 | Volgens AC Raven gaat het om ‘Bert weduwe Boden’, maar zij is de weduwe van Johan Cornelis (ook vaak: Jan Corneille) Bert volgens de ondertrouwakte. Met hem kreeg ze een hele sliert kinderen. De latere man van Nancy Luden-Duker noemt er al 9, maar op 27 mei 1799 bevalt Anna van nog een dochter. Dat kind overlijdt enkele weken later, op 19 juni. Het stel woont dan op de hofstede Sparrenheuvel in Bloemendaal, waar ook Christoph, Eduaard Gustaaf en Anna Susanna Louisa zijn geboren. Dat is interessant, want dit landgoed (met een imposante historie) is op dat moment in handen van twee vermogende Sefardisch-Joodse vrouwen, Rebecca Levy Mendes da Costa en jonkvrouw Rachel Pereira. Het echtpaar Bert-Boode komt niet voor op de lijst van eigenaren. Bij haar huwelijk met PG Duker blijkt Anna (‘Antje’) buitengewoon vermogend. In totaal brengt zij ‘tweemaal 157 duizend en 718 gulden’ mee (315.437 gulden dus), waaronder een enorme hoeveelheid obligaties en schuldbrieven en meubilair ter waarde van 20.000 gulden. Een deel daarvan komt uit de firma Nan Boode & Bert, die een dag voor haar huwelijk met Duker, per 12 maart 1802, ‘gedissolveerd’ werd. In haar brieven toont zij zich meermalen jaloers en bezitterig, maar ook als een nogal dweepziek type. Bovendien was ze ziekelijk. Jaarlijks toog zij naar Börscheit (Bourscheid), een kuuroord vlak onder Aken. Daar zat zij zich vervolgens onnoemelijk te vervelen, bijna dagelijks jammerend dat zij weer naar huis wilde. In haar eenzaamheid droomt zij van haar man in de armen van een weduwe en verwijt zij hem meer aandacht te hebben voor zijn broer dan voor haar. De kuren hebben haar niet geholpen. De laatste twee jaar van haar korte leven was zij ernstig ziek. Duker schrijft in zijn rouwadvertentie in de Utrechtse Courant: ’Deezen nacht is na eene langduurige Ziekte, Overleeden, myne zeer geliefde Echtgenoote, Vrouwe Anna Catharina Boode, in den ouderdom van circa 41 Jaaren.’ Wist hij echt niet hoe oud ze precies was? Bij haar overlijden – zij woonde toen in de Doelenstraat – erfde Petrus Gerardus haar zesde deel van de plantage Cornelia Ida, die haar na de dood van haar vader door loting ten deel was gevallen. Zelf bezat Duker ook een zesde deel, en hun dochter Anna eveneens. De kinderen uit Anna Boodes eerste huwelijk bezaten de rest. In totaal bezat de familie Boode in 1798 vier plantages in Demerary en eentje in Essequibo, met een totale waarde van bijna vier miljoen gulden, zo’n 30 miljoen euro. De plantage Cornelia Ida bezorgde Duker na de dood van Antje veel kopzorgen. In 1810 moesten de erven van A.C. Boode een bedrag van 31 duizend gulden op tafel leggen om Ernst Gustaaf uit te kopen (die in totaal 75 duizend gulden kreeg). Haar portret in de RKD-database: IB114658 (met de 6 kinderen van haar eerste huwelijk) en 120879 (medaillon als pendant van het portretje van P.G. Duker). | BOODE, Anna Catharina (I146)
|
1277 | Volgens de Familienamenbank liet Petrus in 1811 de familienaam Kutsch vastleggen, evenals Otto Carel uit Pingjum. | KUTSCH, Petrus (I2018)
|
1278 | Volgens de Mormonensite in ‘Kuilenburg’ | DE RIDDER, Jan Herman (I46)
|
1279 | Volgens De Navorscher | Gezin F159
|
1280 | Volgens de site van RKD: Kapitein regiment cavalerie J.W. de Famars, later commandeur van Essequebo, daarna koopman en lid fa. Boode & Bert en commissaris der Wisselbank te Amsterdam. IN elk geval was hij van 1784 tot en met 1787 ‘Commandeur’ van de kolonie Essequebo, dat naast Demerary lag. | BERT, Johan Cornelis (I798)
|
1281 | Volgens de Stamboom Elsevier was Isaac van 1617 tot 1628 boekverkoper en drukker in Leiden. Van 1626 tot 1629 dreef hij de herberg De Toelast in Rotterdam en van 1648 tot aan zijn dood was hij brouwer in ‘De drie zonnen’ te Delft. Van 1629 tot 1644 was hij in functie als provoost-geweldige-generaal met de rang van kapitein bij de Admiraliteit van de Maas. Hij overleed tijdens een reis naar zijn broer Jacob in Gensingen. Met Jacomina kreeg hij vijf kinderen. Zie voor meer details ook zijn lemma in het NNBW. | ELSEVIER, Isaac (I2826)
|
1282 | Volgens Dolf Elsevier van Griethuysen ‘edele aan het hof van Karel V’. De Stamboom Elsevier citeert een vertaling uit 1724 van het Latijnse grafschrift van ‘Peter Lopes de Haro’ dat te vinden was in de Minderbroederskerk te Leuven (die helaas niet meer bestaat). Daaruit blijkt dat Pedro de titels droeg van Ridder van het graf onzes Heren én van de Gulden Orde. Dat grafschrift noemt ook de exacte sterfdatum. Zijn achternaam Lopez geeft aan dat hij een afstammeling is van de graaf van Biskaje (ca. 1200). | LOPEZ DE HARO, Don Pedro (I624)
|
1283 | Volgens een (latere) aantekening in Huydecoper een vermogende dame. | VAN WESEL, Elselina (I1131)
|
1284 | Volgens een aantekening in Huydecoper hangt haar portret door M. Verheijden uit 1750 in het Rijksmuseum te Amsterdam. | ALBINUS, Agnes Margaretha (I1302)
|
1285 | volgens een grafschrift in de verzameling van Hessel de Walle (Tresoar) | VAN DER MEULEN, Oekje Gerrits (I3012)
|
1286 | Volgens een handschriftgenealogie berustend bij Ybe Hondius had Tjerk drie zonen, die elk een andere achternaam aannamen: Plantenga, Dorhout en Bloemendaal. | Tjerk Broers (I3067)
|
1287 | Volgens een notitie in Huydecoper ‘Kuit-Herpen’. Nadere aantekening: vgl. Gelderse Volksalmanak 1897, p 58. | N., N. (I802)
|
1288 | Volgens een testament uit 1779 is Wilhelmina Raven universeel erfgename van haar stiefmoeder Maria van der Heuvel. Kennelijk is zij de lievelinge, want Agatha wordt afgescheept met wat sieraden en honderd gulden ineens. Maar later gaat het haar voor de wind: via haar broer Jan Wormerus Raven, inmiddels burgemeester van Sas van Gent, koopt zij landerijen in Sas van Gent en Hulst om te verpachten. | RAVEN, Wilhelmina (I216)
|
1289 | Volgens een vermelding in het Avondmaalsregister van de Willibrorduskerk in Wesel kwam Cornelis van de naburige gemeente Rees. De archivaris van Wesel meldt dat de kerkboeken van die gemeente voor 1652 vernietigd zijn. In dezelfde kerk is op 12 september 1668 (het geboortejaar van Cornelis) een kind gedoopt van Cornelis Ducker en Maria de Beij: een dochter genaamd Leisebeth. Dat maakt het lastig. Had zij een tweelingbroer die ook Cornelis genoemd werd? Of was Cornelis al eerder geboren in Rees? Maria de Beij kreeg met Arnoldus Ducker - misschien de broer van Cornelis - nog acht kinderen die allen gedoopt werden in de Mathenakerk, vanaf 5 januari 1670 tot 5 maart 1683. Voorts: Op 21 februari 1702 werd Maria Elisabeth Dükers (evangelisch) gedoopt in Rees. Zij was de dochter van Cornelius Dükers en Jenneken Mullers. Is de laatste de eerste vrouw van Cornelis? | DÜCKER, Cornelis (I79)
|
1290 | volgens familieaantekening | ZWARTENDIJK, Mr. Pieter (I1952)
|
1291 | Volgens Fried van HD (bron B) bekeerde deze man zich tot de doopsgezinden en was het hem daarom niet toegestaan een openbaar ambt te bekleden. Zie over deze meneer en zijn gezin: GA Delft, Collectie losse aanwinsten, nr. 612/613, ‘Aantekeningen betreffende de afstammelingen van Dirck Jansz van Heemskerck van Beest en Grietje Jansdr. van Ruyven (ca 1650)’. | VAN BEEST VAN HEEMSKERCK, Dirk (I384)
|
1292 | Volgens Fried van HD (bron B) ook een doopsgezinde. En dat zou kunnen aangezien zijn huwelijk alleen voor het Gerecht lijkt te zijn voltrokken. Bovendien was zijn schoonvader Van Mierevelt, de befaamde portrettist, eveneens doopsgezind. Woont bij zijn overlijden in de Wijnstraat. | VAN HEEMSKERCK VAN BEEST, Johan (I374)
|
1293 | volgens haar eigen aantekeningen | Gezin F693
|
1294 | Volgens het Belastingkohier van 1748/49 woont er op dat moment een Jacobus van der Treeck, pruikenmaker, aan Zevenhuizen (nu de Herensteeg). Hij heeft een vrouw en een kind onder de tien jaar. Dat kan dus niet Susanna zijn, want die zou dan al 24 moeten zijn. Waarschijnlijk is ze al het huis uit. Op 8 januari 1685 trouwen in Leiderdorp Johannes van den Treeck, geboren in Middelburg, en Florentia Schuyt. Johannes woont op het moment van hun ondertrouw (20 dec 1684) in de Heeresteegh. | VAN DER TREECK, Susanna Cornelia (I106)
|
1295 | Volgens Huydecoper in 1580 geboren, dat is vier jaar voor het huwelijk van haar ouders... | VAN BEEST VAN HEEMSKERCK, Catharina (I1049)
|
1296 | Volgens inleider van archief-Luden 1824 | LUDEN, Louise Mathilde (I151)
|
1297 | Volgens Jan van Eeghen overleed Jacob al in 1826. | BOODE, Jacobus Hendrick (I780)
|
1298 | Volgens Maarten Timmer pas in 1862 overleden | ECKSTAD, Johanna Jacoba (I1395)
|
1299 | Volgens Marcel Wissenburg: ‘Waarschijnlijk de vader van de Vranck en Gijsbrecht Vrancken, vermeld in 1479. (Klooster Het Hollandse Huis in Geertruidenberg, 1266 - 1593, regest 1142: 1479 december 2, Schepenen van Dordrecht oorkonden dat Frank en Gijsbrecht Frankenzn verkocht hebben aan prior en convent: land in Nieuw-Riederwaard. Kopie inventarisnr 2, 1e deel, folio 110, R 59).’ | VAN DIEMEN, Vranck (I2422)
|
1300 | Volgens Ned. Patr. geboren op 12 jan 1710. | MARTHENS, Wijna (I518)
|