Aantekeningen
Treffers 1,201 t/m 1,250 van 1,568
# | Aantekeningen | Verbonden met |
---|---|---|
1201 | Tjalling is lakenkoopman, eerst bij de Kettingbrug op de hoek van het Heeren Waltje, de zaak van zijn moeder. In 1821 neemt hij ook de nering over van de overleden lakenkoper G. Buijsing; hij vestigt zich in diens woonhuis op de hoek van de Nieuwesteeg op de smalzijde van de Nieuwestad, F 19. Het lijkt erop dat dit pand ook wordt aangeduid met ‘Deinumerzuipmarkt, sectie C 848’. Dat gebied komt overeen met de nummers 45-71 aan de Noordzijde van Nieuwestad. Tegelijkertijd verkooopt hij een woning bij de Kettingbrug (waarschijnlijk het pand waarin hij begon), GW 6, voor maar liefst 7700 gulden aan Ytje Rosema. Tjalling is ook directeur van de lokale spaarbank, en van 1826-1831 voogd van de Stads Armenkamer te Leeuwarden. Hij overlijdt na ‘eene ligte ongesteldheid van vier weken’. Volgens de OAT perceelinformatie woont hij in 1832 te Rauwerd. | PLANTENGA, Tjalling Broers (I1230)
|
1202 | Trijntje en Willemina van Simmeren verkopen op 4 april 1840 het pand aan de Oude Westerstraat 169 aan Klaas Hart, die het weer gaat verhuren aan Petrus Gerardus Duker. | VAN SIMMEREN, Hendrik (I45)
|
1203 | Trouwde met zijn nichtje, hun moeders zijn zussen. | RÖRIK, Harmen Hendrik (I578)
|
1204 | Trouwen is zeker, maar verbinding met dochter Clara is een gok! Zie Jan Jacobs van Bruynis. Woont bij huwelijk aan de Blaak, is afkomstig uit Rotterdam. | ARENS, Agnietje (I220)
|
1205 | Trouwt - net als zijn vader - met zijn volle nicht. Hopelijk is dat niet de oorzaak ervan dat maar liefst zeven van hun tien kinderen voor hun adolescentie overlijden! | RAPPARD, Gerhard Friedrich (I527)
|
1206 | Trouwt en ondertrouwt te Delft op dezelfde dagen als haar zuster Sara. | VAN HEEMSKERCK VAN BEEST, Wilhelmina Catharina (I1325)
|
1207 | Trouwt haar volle neef, de zoon van haar oom Johann. | RAPPARD, Henrietta Johanna (I531)
|
1208 | Trouwt in 1911 met haar oom Johannes! Bij het huwelijk erkent Johannes een kind. | NOORDERMEER, Clasina Margaretha (I427)
|
1209 | Trouwt met haar volle neef, de zoon van haar oom Peter. | RAPPARD, Catharina Maria Hendrika (I528)
|
1210 | Trouwt te Dantzig | VAN HEEMSKERCK, Jacob Simonsz (I1007)
|
1211 | Trouwt zijn achternicht. | NOLENS, Jacob (I2518)
|
1212 | Trouwt zijn volle nicht. In het voorjaar van 1724 treft het noodlot het gezin Rappard-Rappard ongenadig hard: maar liefst vier kinderen sterven zeer kort na elkaar. | RAPPARD, Peter (I530)
|
1213 | Tussen 7 mei (ondertrouw) en 30 oktober (doop 30 jaar geleden) | Gezin F1638
|
1214 | Twee kinderen | VAN HEEMSKERCK VAN BEEST, Sara Anna Bernardina (I1323)
|
1215 | Tweelingbroer van Leonardus. | MORET, Franciscus (I2282)
|
1216 | Tweelingbroertje van Johanna | DE RIDDER, Jacob (I3059)
|
1217 | Tweelingzusje van Jacob | DE RIDDER, Johanna (I2787)
|
1218 | Uit de huwelijkse voorwaarden blijkt dat de ouders van Cornelis al vroeg overleden zijn: bij zijn trouwen zijn beiden al dood. Zijn afkomst van Zaandam is afgeleid van de inschrijving in het register van nieuwe ingezetenen. Op 14 april 1760 wordt ‘Cornelis Raven, geb. van Zaandam’ ingeschreven ‘met zijn vier kinderen’ (die overigens merendeels in Utrecht geboren zijn). Dat had eerder gekund, want al op 6 juni 1757 wordt hem het burgerschap verleend, na betaling van 17 gulden. In het verzoek daartoe, van 31 mei, wordt Cornelis ’schoolmeester in de Diaconij Schoolen der Gereformeerde kerk aan het benede eind binnen Utrecht’ genoemd. Ook in 1758 wordt Cornelis beschreven als schoolmeester van de Diaconieschool aan het benedeneinde van de stad (Utrechts Archief, 816: NH Kerk, diaconie te Utrecht, nr 313). Dat moet wel Cornelis zijn, want tien jaar later wordt hij in een akte omschreven als ‘schoolmeester te Utrecht’. Na de dood van Aletta koopt hij zijn minderjarige kinderen uit. Als ze 25 jaar worden krijgt ieder 25 gulden, daarmee moeten ze het doen. Wel neemt hij alle schulden (ook de begrafeniskosten, die na vijf maanden kennelijk nog niet voldaan zijn) op zich. Hij belooft ook zijn kinderen te onderhouden en te (laten) onderwijzen. Paulus Cabel (naar het lijkt verwant aan de moeder van Aletta, Johanna van Hardeveldt) krijgt het voogdijschap over de kinderen. Nadat hij hertrouwd is met Maria van den Heuvel - die hij al langer kende - koopt hij met haar in 1765 een huis aan de noordzijde van de Wittevrouwenstraat bij de brug voor 925 gulden. Vermoedelijk is Maria nogal bemiddeld, maar ook zelf is hij met grote bedragen bezig. In een akte die voor mij moeilijk te doorgronden is, laat hij vastleggen dat Jacob Smit, de executeur-testamentair van Hendriëtta Josina van Wijnbergen, jaarlijks 500 gulden zal betalen aan ’stadsschoolmeester’ Cornelis vanuit de boedel van de overledene. Nog hetzelfde jaar overlijdt hij in zijn huis aan de Watersteeg, achter de Jacobikerk. Hij wordt begraven in de Weeskerk, kosten twee gulden. | RAVEN, Cornelis (I204)
|
1219 | Uit de site van nazaat J.J. Krak: Jan Krak, zoon van Jan Hendrik Berghuis Krak en Berbera Sophie Kutsch, wordt op 4 januari 1812 in Leeuwarden geboren als een van negen kinderen. Als zijn vader in 1833 overlijdt, zet zijn moeder samen met haar zonen - waaronder Jan - de Leeuwardense ijzerhandel (De Affaire in IJzerwaren enz.) voort. Jan leert de Amsterdamse Emilia Carolina Louisa Boswel (geboren op 3 juli 1811 in de Kalverstraat) kennen, en zij trouwen op 4 mei 1836 in Amsterdam. Hiervoor heeft hij middels een notariele acte toestemming van zijn moeder gekregen. Kort daarvoor heeft Jan door "Nummerverwisseling" aan zijn dienstplicht voor de Nationale Militie voldaan, waardoor hij in de ijzerhandel kan blijven werken. In 1837 wordt in Leeuwarden hun eerste zoon geboren. Ook alle volgende kinderen zullen hier geboren worden. Vlak na de geboorte van Jacob Justus in mei 1845 overlijdt in juni zijn moeder. Jan zet nu de ijzerhandel alleen voort. In 1846 gaat hij samen met een ander handelsbedrijf in plaatwerk. Waarschijnlijk krijgt Jan in 1851 problemen met zijn geestelijke gezondheid. Hij wordt daarvoor op 22 mei van dat jaar in het geneeskundig Gesticht voor krankzinnigen te Deventer opgenomen, waar hij geruime tijd verblijft. Zijn zuster Aafke Petronella valt later hetzelfde lot ten deel, Zij komt op 12 augustus van hetzelfde jaar in Deventer terecht en overlijdt uiteindelijk op 22 juni 1867. Als gevolg van zijn ziekte wordt Jan eind 1853 door de Arrondissements-rechtbank in Leeuwarden onder curatele gesteld. Wat er met de ijzerhandel gebeurt is nog niet achterhaald. Jan overlijdt uiteindelijk op 9 januari 1855 in het Gesticht in Deventer. Na het overlijden van Jan vertrekt zijn weduwe Emilia mogelijk voor enige tijd naar het buitenland. Bij terugkomst is haar oudste dochter op 22-jarige leeftijd overleden. In augustus 1860 begint Emilia samen met haar dochter Berbera Sophia in Nijmegen de "Bewaarschool voor Kinderen uit den meer gegoeden stand". Nog geen jaar na de oprichting van de Bewaarschool overlijdt Emilia op 17 april 1861 en vijf dagen later overlijdt eveneens haar dochter Berbera Sophia. De Bewaarschool was toen al een succes, zoals blijkt uit de advertentie waarin men de opvolgster van Emilia aankondigt. Men spreekt van "eene Inrigting die in den korten tijd van haar bestaan reeds zeer in bloei toegenomen is". Oeds Plantenga, zelf weduwnaar van Catharina Wijnanda, een jongere zuster van Jan, neemt als voogd de zorg van de achterblijvende minderjarige kinderen over. | KRAK, Jan (I465)
|
1220 | Uit de stamboom Cardinaal komt de volgende notitie: ‘J.A. van Walsem werd 17-04-1825 ingeschreven als student in de theologie aan de rijksuniversiteit te Utrecht en was sedert 1832 proponent onder Overijssel. Als zodanig werd hij 01-07-1835 beroepen als predikant te Vught, waar hij 30-08 bevestigd werd door zijn broeder ds J.J. van Walsem uit Zwartewaal. 02-09-1860 vierde hij te Vught zijn 25 jarige dienst. 01-10-1880 werd hij emeritus en bleef wonen te Vught.’ Nam als vrijwilliger deel aan de Tiendaagse Veldtocht vn Willem I (1830) | VAN WALSEM, Ds. Jacob Arnold (I231)
|
1221 | Uit de toelichting op de Collectie De Wit-Duker in het Westfries Archief: Willem Frederik (Wim) vertrok 7 oktober 1914 naar Delft voor een studie aan de Technische Hogeschool. Hij studeerde daar af als ingenieur. Met zijn vrouw vertrok hij, uit idealisme maar vooral ook om werk te vinden, naar Rusland. In 1935 gaf hij zijn zuster Mies volmacht om zijn zaken in Nederland te beheren. Een afschrift hiervan zit gehecht aan de akte van boedelscheiding van de nalatenschap van hun vader Jacob de Wit. (inv.nr. 134) Over hem is een boek verschenen: "Een Siberische Tragedie", (Amsterdam 2007), geschreven door Hans Olink. Wim werd slachtoffer van het communistische regime in de jaren 1930 en belandde in Siberië. Zijn vrouw bleef achter in Moskou en ging uiteindelijk terug naar Nederland. Zij heeft jarenlang gewacht op berichten over hem. | DE WIT, Ir. Willem Frederik (I3357)
|
1222 | Uit een aanzienlijke generaalsfamilie. Maar liefst drie van haar broers waren zwaargedecoreerde generaals, dan wel generaals-majoor. | BAGELAAR, Anna Suzanna (I1921)
|
1223 | Uit een zeer oud Frans adelsgeslacht. Volgens het Franse adelsboek (Nobiliaire universel de France) vond het huwelijk plaats in 1771 en kreeg het echtpaar naast vier zonen ook zeven dochters. | DE ROY VAN WYCHEN, Bernardus Wilhelmus Anthony (I1296)
|
1224 | Uit het adellijk geslacht Pauw. | PAUW, Alida (I1818)
|
1225 | Uit overlijdensakte van schoonmoeder Agatha Raven: ‘commis-griffier van het Vredegerecht van het tweeden Canton Entre […] vierentwintig jaaren oud, woonende op de Oudegracht bij de Jacobibrug’. In een brief van 5 juni 1814 informeert Kuijper zijn oom Petrus Gerardus Duker over het wel en wee in Utrecht. Iedereen is blij met de bevrijding van de Franse heerschappij, maar chaotisch is het nog wel, ook na een halfjaar. Vooral Utrecht heeft zeer te lijden onder de inkwartiering, die handenvol geld kost. Om van die last af te zijn en tegelijkertijd geld te besparen, is het jonge gezin op kamers gaan wonen. De heer Gobius is na de omwentreling directeur van politie geworden, zelf neemt hij de griffie van het Vredegerecht waar, ’en dan zak ik verder zien iets te bekomen.’ Hun jonge dochter Niesje groeit voorspoedig. In de brief krijgt Duker de groeten van Laurens zuster Niesje en neef Bram Konijnenburg. | KUIJPER, Dr. Laurens (I279)
|
1226 | Uit ’Achter de gevels van Delft’ (2016): ’Jacobus […] nam na de dood van zijn vader in 1833, de boterhandel over en maakte er een succesvol bedrijf van. Als lid van de Delftse vereniging; ‘Tandem Fit Surculus Arbor’, was hij penningmeester van de muziekafdeling. Daarnaast vervulde hij ook de functie van regent bij de Ned. Herv. Kerk en bij de stichting ‘Vrouwe van Renswoude’. Jacobus was getrouwd met Cristine Kesman. Het echtpaar kreeg vele kinderen, waarvan er tenslotte zes in leven bleven. Hun zoon, Jacobus ( 16 nov.1842 ) kocht het pand Breedsteeg 1 in 1878 van zijn tante Mienette, die het uit de nalatenschap van haar moeder erfde. | VAN DER CHIJS, Jacobus (I1924)
|
1227 | Uit ’Achter de gevels van Delft’ (2016): ’Jan Theodoor van der Chijs ( 1806-1842 ), emigreerde na het afronden van zijn studie aan het Delfts Gymnasium in 1827 naar Zuid-Afrika waar hij zich in Kaapstad vestigde. Na enige teleurstellende koopmansactiviteiten begon hij een boekhandel in de Churchstreet 7. In 1836 ging hij failliet en vertrok hij samen met vrouw en kind, met de noorderzon. In 1841 duikt hij op als passagier van de ‘Munster Lass’, en is hij op reis naar Nederlands Indie?, waar hij als militair ambtenaar in het district Buitenzorg op Java werd aangesteld. Samen met zijn gezin keerde hij terug naar Delft waar hij zijn intrek nam bij zijn zus Mienette, die toen aan de Voorstraat 87 ( huidige nummer 22 ) woonde. In 1841 overleed zijn vrouw aan malaria, hetzelfde lot overkwam Jan Theodoor in 1842. Hun dochter bleef als wees achter en werd liefdevol door de familie opgevangen.’ Woont bij overlijden op ‘Weltevreden’ te Java. | VAN DER CHIJS, Jan Theodorus (I1922)
|
1228 | Vaak: ‘Jan’. Woonde met zijn gezin waarschijnlijk aan de noordzijde van de Vuylsloot in Utrecht; zijn kinderen Wormerd, Maria, Grietje en Huibertje verkopen in februari 1722 een daar gelegen huis en erf voor 575 gulden aan de eigenaar van het belendende pand, Frederik Philip van Geuder genaamd Rebensteiner. | VAN OOSTROM, Johan (I2604)
|
1229 | Vaak: ’Margrita’. | VAN HARDEVELDT, Johanna Margaretha (I260)
|
1230 | Vader erkent het kind bij het huwelijk. | van NIELEN, Magdalena Maria (I3387)
|
1231 | Vader is slachter. | STIEMER, Jannetje (I493)
|
1232 | Vader was schepen te Den Haag | VAN SCHUYLENBURCH, Mr. Willem Hendrik (I1197)
|
1233 | Van 10 maart 1757 tot aan zijn dood buurtheer van de Leidse wijk het Nieuwe Rijk van Pallas, waar ook de Elseviers dezelfde functie hebben uitgeoefend en waar de bekende drukkersfamilie Luchtmans zijn domicilie had. Zijn testament is te viniden in het archief van het Heilige Geest-Arme wees- en kinderhuis te Leiden (inv nr 519, nr 1095). Daaruit blijkt dat hij woonde aan het Rapenburg, hoek Doelensteeg. Hij legateert in het testament duizend gulden aan het weeshuis. In 1771 dragen zijn executeurs-testamentairs zijn portret, geschilderd door Frans van Mieris jr., over aan de regenten van het pesthuis. Tijdens zijn leven was Leonard daar ook regent. | VAN HEEMSKERCK, Mr. Leonard (I1208)
|
1234 | Van 1581-6 gecommitteerde raad der Staten van Holland; 1582 schepen, 1584 kerkmeester en in 1590 rekenmeester, alle te Amsterdam. Een van de 36 nieuwe Raden van Amsterdam na de verandering van de regering. | VAN HEEMSKERCK, Claas (I988)
|
1235 | Van de echtscheiding bestaat een supplement in de BS Utrecht. Inv nr 481-950, akte 4; supplement op folio 131-132 na akte 480. | Gezin F218
|
1236 | Van de site van Ben Wilbrink over het geslacht Griffioen: "Het wapen dat Gijsbertus Griffioen voerde staat uitgesneden in de kansel van de Lutherse kerk te Woerden, welke door hem met enige verwanten werd geschonken. Het vertoont drie korenaren (2 en 1), het middelste overtopt door een kelkvormige bloem." | GRIFFIOEN, Gijsbert (I2595)
|
1237 | Van de website van T. Jäger: GRA: In 1550 werd hij als consul of burgemeester te Dorsten gecommitteerd om in het vijandelijk leger bij Holsterhausen de plundering der stad af te koopen. Nadat hij hierover met den generaal onderhandeld en ene overeenkomst getroffen had, werd hij, op de terugreis naar de stad, door de uit het leger komende ruiterij voor de stad, aan de lange brug, bij een aldaar staand kruis, gewond en overleed drie dagen later. GRA: Ten gevolge van dit tweede huwelijk [= het tweede huwelijk van zijn vrouw met een meneer Knibber] werden zijne kinderen Knibberskinderen genoemd en vindt men in het vaderlijk stamhuis te Dorsten op oude glazen nog de wapens geschilderd, een met het onderschrift "Johan Knibber genandt Rappard". | RAPPARD, Gerhard (I2398)
|
1238 | Van de website van T. Jäger: “Johann Heinrich is een legendarische figuur in de familie Rappard. Behalve de naam is geen enkel gegeven met zekerheid vast te stellen. Verschillende geslachtsboeken erkennen hem dan ook niet en beginnen bij zijn zoon. Volgens de overlevering heeft hij zijn vaderstad Rapperswyl verlaten vanwege onlusten omstreeks het jaar 1445. In deze stad was hij omstreeks 1410 (1415) geboren. Hij zakt de Rijn af, vermoedelijk langs de eeuwenoude handelsweg, naar zijn toekomstige woonplaats Dorsten. Daar laat hij zijn mogelijke titel varen en noemt zich voortaan Rappard.” | RAPPARD, Johann Heinrich (I2405)
|
1239 | Van de website van T. Jäger: “Zij zou een verre nicht van de keizerlijke Habsburgers zijn. Door haar is het centrale schild in het Rappardwapen gekomen.” | VAN BELLINCHAVE, Adelheid (I2402)
|
1240 | Van Embden was een prominent politicus die vooral op de voorgrond trad wanneer het om ontwapenening ging. Toen de oorlog uitbrak, woonde hij aan de Prins Hendrikkade 177 in Amsterdam. Hij wist midden in de nacht per boot te ontsnappen aan vervolging en bracht de bezettingstijd door in Engeland. Voor (verre) neef Fried van Heemskerck Duker was hij ‘oom Da’ | VAN EMBDEN, David (I1724)
|
1241 | Van haar moeder erft Sophia de hofstede ‘De Hogenburg’ bij Zwammerdam en een perceel land te Aarlanderveen ‘strekkend van de Rijn tot de Dwarswetering’. Samen met haar vooraanstaande echtgenoot gaf Sophia leiding aan het Instituut voor blinden in Amsterdam, uit naam van de vrijmetselaarsloge. | WELSING, Sophia (I1937)
|
1242 | Van hem (en andere Van Walsems) een mooi portret in Nederlands Patriciaat 68, in de genealogie van Van Walsem. C.N. Cardinaal memoreert dat Johan Martin samen met zijn broer Jacob Arnold als vrijwilliger meedeed met de Tiendaagse Veldtocht van Willem I. De gebroeders Duker, Piet en Kees, deden dat ook. | VAN WALSEM, Ds. Johan Martin (I232)
|
1243 | Van Loo was (volgens een record in Geni World Family Tree) ook raadsheer bij het Hof van Friesland tussen 1530 en 1562. Van 1534 tot 1557 was hij bovendien grietman van het Bildt. | VAN LOO, Gerrit (I2406)
|
1244 | Van oom Hendrik, oud-burgemeester van Rotterdam, erft Willemina 30 morgen land in de Schermer. | NOBEL, Willemina (I2751)
|
1245 | Van zijn moeder erft Dirck samen met zijn broers onder meer de helft van de (nog bestaande) hofstede Kruidenburg in Zwammerdam. Met de eigenaar van de andere helft, tante Hillegonda van Wieringen en haar echtgenoot dominee Wilhelmus Lomanus, regelt hij in 1717 dat hij met deze hofstede mag doen wat hij wil; hij betaalt het echtpaar daarvoor 69 gulden per jaar. Bij verkoop moet hij Lomanus c.s. 2300 gulden uitkeren. Het perceel is op dat moement dus 4600 gulden waard. Op 17 oktober 1724 verkopen de Staten van Holland een aantal percelen land, waaronder de ambachtsheerlijkheid Indijk, onder Woerden. Dirck koopt het ambacht voor 3200 gulden en mag zich nu ‘heer van de Indijk’ noemen. Bij die koop horen allerlei rechten (alleen over de veren en over de wind heeft de eigenaar niks te zeggen), waaronder het recht officieren, burgemeesters, kerkmeesters en dergelijke bobo’s te benoemen. De baljuw blijft verantwoordelijk voor de aanstelling van de schout. De grondeigendom is eeuwigdurend; vandaar dat het telkens geërfd wordt door andere Zwartendijkjes. In feite heeft deze familie het een kleine eeuw lang voor het zeggen in dit gebied, tot Gijsbert Leonard de Indijk in 1810 verkoopt aan Adriaan van Beusichem, heer van Harmelen. In 1732 wordt Dirck ook nog ‘heemraad van Snel’ genoemd in een akte (Not Arch Woerden inv 8620, dd 20-10-1732). Dirck woont rond die tijd (1730) in een huis op de hoek van de Hoge Woerd in Woerden, aan de noordzijde van de Haverstraat. Later koopt Dirck nog diverse terreinen erbij, waaronder een perceel van 26 morgen van de erven Arnold Kamerik aan de Snelle, bij de grens met Polanen. Eerder al kocht hij het huis aan de Haverstraat bij de Hoge Woerd, tussen het erf van het Grootwaterschap en de Molenstraat voor ƒ 2422,-. Een maand later komt daar een huis aan de zelfde straat bij op de hoek van de Kerkstraat (kosten: 1030 gulden). | ZWARTENDIJK, Dirck (I1957)
|
1246 | Vanaf 1563 Raad van Delft, vanaf 1566 schepen. Naast wettige kinderen had Johan een zoon gemaakt bij een zekere Lijsbeth, Adriaan genaamd. Hij werd gelegitmeerd en trouwde met Maria van Crayestein, de dochter van Arend van Crayenstein, de burgemeester van Haarlem. | VAN BEEST VAN HEEMSKERCK, Johan (I395)
|
1247 | Vanaf 1764 koopman in Batavia, later ook gezaghebber op Sumatra’s westkust. Na de verovering door de Engelsen werd hij door dezen meegevoerd naar Engeland, maar kort daarna vrijgelaten. Tot zijn dood was hij onder meer kassier van de Bank van Lening te Batavia. | VAN HEEMSKERCK, Jacob (I1254)
|
1248 | Vanaf 1814 militair in Nederlandse dienst; in 1836 ritmeester en in 1851 majoor; uiteindelijk gepensioneerd met de rang van luitenant-kolonel. Ridder in de militaire Willemsorde, ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw. | VAN HEEMSKERCK VAN BEEST, Gerhardus Cornelis Carolus (I1342)
|
1249 | Vanaf 1914 werkt Johanna in het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam. Onder haar collega’s: Jantina Catharina Bredewold uit Zwolle. | RÖRIK, Johanna Frederika (I134)
|
1250 | Vanaf 3 mei 1690 advocaat, en op 14 september 1728 bevorderd tot oudste advocaat van het Hof. Heeft daarnaast betrekkingen als bouwmeester (tot 1714) en rentmeester. De laatste functie is aan het hof van regentesse Maria Louise van Oranje-Nassau. Van 1716 tot 1733 vervult hij de post van secretaris-penningmeester van het Tuchthuis in Leeuwarden. Tussen 1721 en ‘24 is hij schepen van de stad. Hij overlijdt in het Hofstraatje in Leeuwarden en wordt begraven in de Grote Kerk. | KUTSCH, Johan Reinhard (I3092)
|