Aantekeningen


Treffers 501 t/m 550 van 1,568

      «Vorige «1 ... 7 8 9 10 11 12 13 14 15 ... 32» Volgende»

 #   Aantekeningen   Verbonden met 
501 Hoorn SMIT, Arjen Klaasz (I3254)
 
502 Hoorn KOOIJMAN, Siltje Siltjes (I3255)
 
503 HP ging als een van de weinigen in de familie vol op het orgel van het bevindelijke christendom. Hij schreef onder meer over ’de cultus van de mensenwijding’. PLANTENGA, Henri Paul (I3390)
 
504 Huwelijk voltrokken door F. Burman! Gezin F162
 
505 Huwelijk ‘gebooden mede tot Weesp, acte gezien’. Huwelijk voltrokken in de Catharinakerk door ds. Fokkens.

In de huwelijkse voorwaarden wordt volledige gemeenschap van goederen geregeld, met lijftocht en voogdijschap voor de langstlevende. Noch de Utrechtse Momboorkamer, noch de weesmeesters te Weesp krijgen iets te zeggen over de kinderen of goederen bij overlijden. 
Gezin F151
 
506 Huwt als weduwnaar de zus van zijn overleden echtgenote. BRANDENBURG, Doeke (I2149)
 
507 Huwt haar volle neef. SCHUIJT DE WIJS, Engelina (I2705)
 
508 Huwt haar volle neef. Voor haar huwelijk logeert zij bij Pieter van Leeuwen in Rotterdam, die notaris is en dus alle juridische handelingen kan verrichten.

Zus Cornelia van Leeuwen trouwt met Rappard en wordt daarmee de overgrootmoeder van mijn opa Jan Herman. Petronella zelf trouwt met GL Zwartendijk en wordt zo de overgrootmoeder van mijn oma Alida Plantenga. 
VAN LEEUWEN, Petronella (I507)
 
509 Huwt zijn volle nicht.

De twee kinderen van dit echtpaar erven in 1785 tezamen 2000 gulden (in obligaties) van ene Anna Engelberta Blijdenbergh, de echtgenote van een schepen van Utrecht. Hoe dat precies zit, is niet helemaal duidelijk. Wel aardig is dat Cornelis Arnoldus Duker de overdracht opmaakt als notaris! 
KUIJPER, Mathijs Mathijsz de jonge (I2720)
 
510 Huwt zijn volle nicht. VAN DER LELY, Willem (I362)
 
511 Huwt zijn volle nicht. VAN DER HOEVEN, Jan (I1682)
 
512 Huwt zijn volle nicht. KNOCK, Gulbartus (I2997)
 
513 Huwt zijn volle nicht. Dankzij zijn huwelijk wordt hij geëxcuseerd voor de militaire dienst in 1814. Na het overlijden van zijn neef Gijsbert (2 februari 1795, de volle neef van zijn grootvader Abraham) erft hij als zesjarige het ambacht Indijk onder Woerden. Voor die tijd hebben zijn familieleden al zes percelen ‘hout- en bouwgrond’ uit de erfenis verkocht voor ruim 5000 gulden. Zelf verkoopt Gijsbert het stuk land in 1810 voor 5000 gulden aan Adriaan van Beusechem te Harmelen. ZWARTENDIJK, Gijsbert Leonard (I506)
 
514 Huwt zijn volle nicht; ook zijn ouders waren neef en nicht. Zijn bedrijf – Gebroeders Zwartendijk, handelaars in tabak en thee – was gevestigd aan de Open Rijstuin, wijk 11, nummer 81. ZWARTENDIJK, Gijsbert Leonard (I475)
 
515 Huydecooper: 1582 schepen, 1588 burgemeester van Rotterdam. Vanaf 1587 gedeputeerde bij de Staten van Holland. De gedrukte ‘Afkomste’ meldt nog dat Vranck ’Fabrykmeester’ was van 1587 tot 1591. VAN BEEST VAN HEEMSKERCK, Vranck (I887)
 
516 Huydecooper: ‘zoon van Gijsbert Ermgard van Goeyen’ VAN DIEMEN, Schrevel (I840)
 
517 Huydecoper: ‘1814 in Nederlandse militaire dienst getreden, 22 jan 1814 2e luitenant der infanterie. 16 aug 1817 1e luitenant. 16 aug 1829 kapitein. 3 nov 1843 Majoor, 27 okt 1851 Luitenant-kolonel, 29 maart 1854 kolonel en plaatselijk kommandant te Nijmegen. Ridder der Mil. W.O. 4e klasse.’

In 1810 staat Willem George geregistreerd als inwoner van de Brabantse plaats Den Dungen, samen met zijn vader. Zijn geboorteplaats is volgens dat bevolkingsregister Stockheim, Westfalen. Zijn tweede huwelijk blijkt niet het gevolg te zijn van het vroege overlijden van Lucia de Jongh: van haar is hij al in november 1837 gescheiden (zie melding op Het Utrechts Archief, inv.nr. 950-01 akte 4, het origineel is helaas niet zichtbaar). 
VAN HEEMSKERCK, Willem George Frederik (I290)
 
518 Huydecoper: ‘bijgenaamd Van der Does naar zijn oom Jonkheer Arend van der Does.’ VAN BEEST VAN HEEMSKERCK, Arend (I436)
 
519 Huydecoper: ‘haar kwartieren waren: Van der Meer, Van Berendrecht, De Wilt van Bleiswijck, Van der Bos’.

Via deze Maria sluiten we aan op de lijn naar Karel de Grote, zie www.kareldegrote.nl, reeks 67. 
VAN DER MEER, Maria (I405)
 
520 Huydecoper: ‘Hij moest zijn eigen naam Van Heemskerck verlaten en nam die van Van Beest aan naar eenen Jan van Beest Hofmeester van Hertog Albert van Beyeren bij wien hij te ‘s-Gravenhage inwoonde in een huis oostwaards van het raadhuis ter oorzaak van de vermaagschap met Gerard van Velsen.’

Via Marcel Wissenburg: ‘Had als Dirck Gerrits van Beest met Hadewig Willem Hoefensdr een graf, overgegaan op Dirck, in de Oude Kerk van Delft (OV 1994: noord IX.9). Had land in het Ketelambacht bij Schiedam (belender, 20-4-1493, OV 1968:276; en 15-2-1502, idem:282).’ 
VAN BEEST VAN HEEMSKERCK, Dirk (I437)
 
521 Huydecoper: ‘komt met zijne twee zonen voor op een lijst van Ridders en Edelen onder Graaf Floris V’. Volgens Marcel Wissenburg beleend met de hoge en lage heerlijkheid van oosthuizen en Etershem. Baljuw van Kennemerland en raad van Floris V.

Leefde in elk geval tussen 1250 en 1296. 
VAN HEEMSKERCK, Ridder Arend (I448)
 
522 Huydecoper: ‘Was 1351 met meer andere ridders en knaapen in den strijd met Hertog Willem van Beyeren tegen keizerin Margaretha zijne moeder.’ Marcel Wissenburg betwijfelt op goede gronden dat deze Gerrit of Gerard de vader is van Dirck: ‘Dirk is waarschijnlijk voor 1425 geboren, maar zeker niet voor 1398. In het meest optimistische geval ontbreekt een generatie in de genealogie Van Beest van Heemskerk; in het meest pessimistische geval is deze een fabricatie.’ VAN HEEMSKERCK, Ridder Gerard Hendriksz (I444)
 
523 Huydecoper: ‘was regulier te Brugge buiten Den Briel en aldaar overleden’. VAN BEEST VAN HEEMSKERCK, Willem (I435)
 
524 Huydecoper: ‘werd door Koning Willem II graaf van Holland tot kastelein of slotvoogd aangesteld op het slot te Heemskerck in kennemerland, bestemd om de West Vriezen in toom te houden. In 1246 verhief die vorst dat huis tot een onsterfelijk leen en beleende daarmee dezen Gerrit van Heemskerck voor hem en zijne nakomelingen.’

Fried van HD meldt op gezag van een nieuwsbericht uit 1958 (bron onbekend) dat de aanstelling moet zijn geschied in 1235. 
VAN HEEMSKERCK, Gerrit (I452)
 
525 iin huis gedoopt VAN MEEL, Johanna (I2958)
 
526 In 1477 kerkmeester van de Oude kerk te Delft. Volgens Huydecoper tevens een der eerste bedijkers van de Nederlanden, samen met Cornelis Arendsz van Dordt. Inderdaad krijgt Dirk in 1469 toestemming zijn land in het ambacht van Zuidwijk - met de naam Splinterambacht, ongeveer het huidige Boskoop - met een dijk te omgeven.Hij mag het ook irrigeren via een klein sluisje vanuit de naastgelegen Gouwe, als hij maar geen schade aan derden aanricht. VAN BEEST VAN HEEMSKERCK, Dirk (I420)
 
527 In 1505, 1508 en 1510 schepen; in 1509, 1511-12, 1514-16, 1520, 1522 en 1525-32 burgemeester; in 1517 thesaurier. In 1513, 1519, 1523 en 1533 weesmeester en in 1519 kerkmeester van de Nieuwe Kerk te Delft. ‘Ridder van St. Catryn, Jeruzalems Heer ’sinds hij in 1486 op de berg Sinai zou zijn geweest. Dat staat vermeld op een ‘zeer fraai altaarstuk waarin hij, zijne vrouw, 4 zonen en dochter staan uitgeschildert’ volgens Huydecoper. Dit betreft het zogeheten Sint-Anna-ten-drieëntriptiek dat zich momenteel bevindt in het Suermondt-Ludwigmuseum te Aken (D). In Dirks tijd hing het in het Karthuizerklooster, waar Dirks zoon Dirk vicaris (assistent-prior) was. Volgens de beschrijving op Cartusiana.org schafte de familie het middenstuk, geschilderd door de Meester van Frankfurt, aan op de kunstmarkt van Delft en maakte de Meester van Delft de zijpanelen met de familieportretten. Het werk zou zijn besteld ter gelegenheid van de intrede van zoon Dirk in het klooster in 1517.

Dirk was dus een Jeruzalemvaarder, aangeduid door de palmtak: hij had een pelgrimage ondernomen naar het Catharijnenklooster in de Sinaï, een dure, zware en gevaarlijke tocht. Op een kleurentekening naar Dirks afbeelding op het triptiek zijn de twee wapens te zien die ook op het schilderij figureren: links dat van Van Heemskerck, rechts een wapen met het rad van Catharina, het symbool voor de heilige martelares Catharina (ca. 1320). De heilige werd begraven bij de berg Sinaï, waarna in haar naam een klooster werd gesticht op die plek. Daar lieten adellijke pelgrims als Dirk zich tot ridder slaan in de orde van Sint-Catharina, wat groot prestige opleverde. In Holland bestonden Jeruzalembroederschappen, waarin teruggekeerde reizigers zich verenigden. Die clubs vergrootten nog eens het prestige van de leden.

Bij zijn dood ‘zeer oud’. Zijn geboortejaar is af te leiden uit een akte van 17-11-1514, waarin hij ‘burgemeester, 51 jaar oud’ genoemd wordt. 
VAN BEEST VAN HEEMSKERCK, Mr. Dirk (I412)
 
528 In 1517 schepen te Delft VAN NOOTDORP, Claas Dirksz (I838)
 
529 In 1627 koopt hij samen met Adriaan Maertensz van Noorden een brouwerij van Frederik Roch, hun beider zwager. Die brouwerij ligt aan de Hoochstraat in het Oostvierendeel te Rotterdam; de prijs is 8250 gulden.

Na het overlijden van zijn vrouw krijgt Hugo (‘Huych’) het onmiddellijk aan de stok met de gehele Roch-Rammelmans-kongsi over de verdeling van de goederen. 
RHOON, Hugo Cornelisz (I2748)
 
530 In 1636 bekent Willem 40 gulden schuldig te zijn aan chirurgijn Johannis Hartmans wegens geleverde medicijnen.Hij woont op dat moment ‘buiten het Hofpoortje’. VAN DER MAST, Willem Dircksz (I1793)
 
531 In 1646 is Catharina ziek en maakt een testament op (Rotterdam, ONA) waarin zij eventuele kinderen een legaat nalaat van 15 duizend gulden. Onvermogend was mevrouw Roosterman dus niet. Opvallend: zij tekent met haar meisjesnaam. ROOSTERMAN, Catharina (I2732)
 
532 In 1673 pensionaris van Amsterdam, vervolgens gedeputeerd in het college van gecommitteerde raden van Holland (1679).

Ambassadeur van de Verenigde Nederlanden aan het hof van Wenen (1690), Parijs, Madrid (1675) en Constantinopel (1680-85). Door keizer Leopold is aan hem en aan zijn mannelijke afstammelingen de titel verleend van graaf van het Heilige Roomse Rijk. 
VAN HEEMSKERCK, Graaf Coenraad (I1095)
 
533 In 1682 aangenomen als burger van de stad Grave. Bij zijn huwelijk verhuist hij van Grave naar Katwijk op de Maas, waar zijn schoonmoeder een huis bezit. Jan kreeg met zijn vrouw acht zonen, geen enkele dochter. VAN WALSUM, Jan Janssen (I3373)
 
534 In 1683 woont Johannes aan het Geertekerkhof. Woont bij de geboorte van de eerste twee kinderen in de Tellingsteeg, later in de Jufferstraat ‘aan de Geertekerk’. VAN KNAPEN, Johannes (I211)
 
535 In 1722 ongetrouwd. VAN OOSTROM, Hubertje (I2606)
 
536 In 1742 had Anna als weduwe een jaarinkomen vna 25 duizend gulden. Haar huis aan het Noordeinde in Den Haag (naast dat van Unico graaf van Wassenaer) had een huurwaarde van 1400 gulden. Daarnaast hioeld zij er een buitenplaats op na. Haar huishouden telde negen dienstbodes en vier paarden voor de koets. Kortom: mevrouw was rijk, voor Nederlandse begrippen. VAN SCHUYLENBURG, Anna Petronella Willemsdr. (I1262)
 
537 In 1765 woont Cecilia met haar eerste man aan de Breestraat te Leiden. Bij haar tweede huwelijk verblijft zij weer in Delft; haar echtgenoot is haar vanuit leiden gevolgd. VAN HEEMSKERCK VAN BEEST, Cecilia Wilhelmina (I120)
 
538 In 1768 promoveert Duker aan de Universiteit van Utrecht bij de briljante letterkundige en politiek activist (voor de Oranjepartij) Rijklof Michael van Goens. De Utrechtse boekhandelaar Johannes Broedelet publiceert zijn ‘Dissertatio de Simonide Ceo. poeta et philosopho.’ Uit inscripties van Duker in de alba amicorum van IJsbrand van Hamelsveld (hoogleraar theologie) en Marcellus Baerselman (student), beide uit 1765, blijkt dat zijn studie onder de faculteit ‘theologie’ viel.

Op 11 september 1773 promoveert hij aan dezelfde universiteit onder Tydeman op de these ‘De Caede stupratoris pudicitiae tuendae omnino licita’. In hetzelfde jaar vertaalt hij het bekende kentheoretische werk van James Beattie (1735-1803), getiteld ‘Verhandeling over de natuur en onveranderlykheid der waerheid, in tegenstelling der sophistery en twyfelaery’ (een verdediging tegen het scepticisme van David Hume, oorspronkelijk gepubliceerd in 1770).

Bewapend met twee studies probeert Duker hierna zijn weg te vinden in staatkundige betrekkingen. Wat hij direct na de laatste studie doet, is onbekend. Maar in 1778 heeft ene baron van Lijnden een leuk baantje voor hem: secretaris bij zijn broer, die gezant is aan het hof van Zweden. Hij vraagt zijn oude leermeester Van Goens - die nu Raad is in de Utrechtse vroedschap - om te zijner gunste te spreken. En dat lukt. Begin augustus 1778 arriveert hij in Stockholm, na een turbulente zeereis. Hij is niet zo erg te spreken over het land; het is er duur en de vrouwen zijn lang niet zo knap als wordt verteld, maar wel heel galant en koket. En hoewel hij al 32 jaar is, vindt hij zichzelf nog erg onwennig in ‘le grand monde’ van het Hof.

Helaas dreigt hij in mei 1781 zijn aardige betrekking alweer te verliezen. Andermaal klopt hij aan bij Van Goens, die echter als fel orangist wel wat anders aan zijn hoofd heeft. Zijn oude vriend Mathijs Tinne, eerste commies van de griffie, steekt hem de helpende hand toe. Op een jaarloon van duizend gulden mag hij secretaris worden van de graaf van Wassenaer Turckel, die op het punt staat naar Wenen af te reizen. Als zaakgelastigde blijft hij na het vertrek van Van Lynden in Stockholm tot de aankomst van de nieuwe gezant Van der Borch in mei 1782. In de herfst van 1782 reist hij af via Holland naar Wenen, onder voortdurende stortbuien die hem ertoe brengen zijn reis waar mogelijk te onderbreken. De ontvangst is nog erger dan de reis. De graaf keurt hem nauwelijks een blik waardig, introduceert hem bij helemaal niemand en brengt alleen de saaiste klusjes naar Duker.

Een jaar later, in 1783, maakt hij een veel interessanter reis. In het gevolg van Carel de Vos van Steenwijk reist hij als secretaris van P.J. Backer mee naar Amerika om laatstgenoemde als eerste ambassadeur in de Nieuwe Wereld te installeren. Het is een zuiver patriots gezelschap, hoewel ook de orangist G.K. van Hogendorp meereisde. Op een apart schip, dat wel.

Vanaf mei 1789 is Duker raad-fiscaal (een soort politiecommissaris) van Demerary, een kolonie in het huidige Guyana, in dienst van de West Indische Compagnie. Standplaats Stabroek. De kolonie is na een kortstondige bezeting door de Engelsen weer in handen van de Nederlanden, en vermoedelijk moet Duker orde op zaken stellen. Hij valt met zijn neus in de boter. Nog maar net aangekomen, helpt hij in eigen persoon mee een opstand van de slaven te bedwingen en de schuldigen te vonnissen. De revolte brak uit - na weken van geheime voorbereidingen - op de plantage De Uitvlugt van Johan Frederik Boode, Dukers latere schoonvader. 36 Slaven moeten hun rebellie bekopen met de dood; de meesten van hen worden levend geradbraakt, waarna hen het hoofd wordt afgehakt en op palen gespiest. De overigen worden gewoon opgehangen. Petrus is erg trots op deze voortvarende actie, die hem in zijn ogen neerzet als een onverbiddellijke scherprechter. Bovendien kan hij een factuur indienen van 4300 gulden, terwijl hij rekende op zo’n 2000.

Na een goede tien jaar bevalt het baantje hem minder. Hij zou liever weer in de Republiek werken, ook al omdat in zijn ogen een ambassadeur of diplomaat niet te oude zou moeten zijn. Zijn broer Cornelis, die vanuit Utrecht onder meer zijn financiële zaken behartigt, heeft steeds meer moeite de wissels van Petrus te innen. De Franse overheersing ruïneert zijn handel; de halve plantage (‘Turkije’, de andere helft is van Mathijs Tinne) waarin hij inmiddels geïnvesteerd heeft brengt bij lange na niet op waarop hij hoopte. En als hij in 1798 via Newark en New York naar huis wil, kan hij als Nederlands ingezetene met Engelse betrekkingen niet eens een plaats op de boot bemachtigen.

In 1801, als hij bij toeval even in Utrecht verblijft, weigert hij een wissel van 200 pond te accepteren van een Engelse handelsmaatschappij. Ook weigert hij zijn adres in London op te geven aan de deurwaarder.

In 1802 trouwt hij met Antje Boode, waardoor hij ineens 315 duizend gulden rijker wordt, maar het helpt niet veel. De briefwisseling met zijn vrouw verloopt nogal stroef. Antje is ziekelijk en klaagt over Dukers contacten met de familie Van Slingeland – die zij hooghartig vindt – en vooral de weduwe Hesseling. Na de ontijdige dood van zijn echtgenote raken Dukers financiële reserves uitgeput. Op allerlei manieren probeert hij te krijgen waar hij recht op heeft, bijvoorbeeld het geld van zijn helft van de plantage Turkije die hij verkocht heeft aan Mattijs Tinne. Ook de plantage Cornelia Ida brengt niet op wat men ervan zou verwachten. De oorlog gooit roet in het eten, de koffieoogsten zijn niet riant en Duker raadt zijn beheerders aan zo veel mogelijk bananenbomen aan te planten. Later komt zijn stiefzoon Frits, die mede de plantage beheert, met het plan er een suikerplantage van te maken. Dat rendeert immers veel beter. Om zijn toestand nog erger te maken, wordt hij vanaf 1814 gekweld door een ernstige oogziekte, die hem het lezen en schrijven moeilijk maakt. Uiteindelijk zou hij vrijwel blind worden.

Vanaf 1816 is zijn leven minder overzichtelijk. Waarschijnlijk wordt hij benoemd tot ambassadeur te Londen en wordt hij opgenomen in de familie Luden via zijn dochter Nancy. Hij verhuist naar de Keizersgracht nabij Felix Meritis. Zijn overlijdensakte is niet gevonden in de BS van Amsterdam. Volgens een document over de vererving van de plantage Cornelia Ida moet hij op 5 mei 1834 een testament hebben opgemaakt. Volgens de ’Verantwoording van de nagalaten boedel’ van Duker was zijn aandeel in de plantage bij zijn overlijden ruim 130 duizend gulden waard, en had hij daarnaast nog 46 duizend in effecten en obligaties, en 37 duizend in gereed geld liggen.

Dukers biografie, met name in het licht van zijn koloniale betrekkingen, is beschreven in een artikel in Spiegel Historiael door W.F. Lichtenauer. Zijn portret in de RKD-database: IB00114659. Er bestaan nog een medaillon, waarschijnlijk vervaardigd in Londen, en twee olieverfschilderijen. Eind twintigste eeuw waren die in bezit van PG Duker te Den Helder en mevrouw Brandt in Aerdenhout. 
DUKER, Mr. Petrus Gerardus (I60)
 
539 In 1791-92 vaandrig bij de garde te voet; in 1793-94 luitenant bij het regiment van Wartensleben. In 1795 geëmigreerd. VAN HEEMSKERCK, Jan (I1369)
 
540 In 1827 in Ned. dienst getreden en opgeklommen tot 1e luitenant. In oktober 1841 ging hij over in Luxemburgse dienst, waar hij adjudant werd van de groothertog. Op 1 maart bevorderd tot majoor. Ridder in de orde van de Nederlandsche Leeuw en van de Eikenkroon, daarnaast nog een hele reeks merkwaardige onderscheidingen. VAN HEEMSKERCK, Eduard Gustav Ludwig Wilhelm (I1382)
 
541 In 1855 wonen er nog Brugginks in Uelsen, de geboortestreek van Hendrik Rörik. Familie? BRUGGINK, Anna Marta (I570)
 
542 IN 1877, als zijn vrouw overlijdt, wordt hij aangeduid als ’kramer’. Woont bij zijn overlijden aan de Tuinstraat 126 (wijk A) te Purmerend. Zijn signalement: lengte 1:6:6:8, rond gezicht met lang voorhoofd, bruine ogen, spitse neus, kleine mond en ronde kin, bruin haar. STIEMER, Klaas (I2324)
 
543 In 1880 (overlijden echtgenoot) woont Maria in Nijmegen. De moeder van Maria is een volle nicht van echtgenoot Johan Laurens. BLAAUW, Maria (I158)
 
544 In 1885, als zijn zoon Johan Wilhelm Henri te horen krijgt dat hij niet in dienst hoeft, dat de datum en plaats van het overlijden van Jan ’onbekend’ is. Maar een typoscript in de eigen collectie vermeldt dat Jan zich na de dood van zijn moeder terugtrok uit de zaak van zijn vader en zich vestigde op ’Strijdhagen te Bemmel, waar zij zich wijdde aan het beheer van zijn bezittingen. Hij zou overleden zijn in Nijmegen, op 24 juni 1877. BLAAUW, Jan (I1771)
 
545 In 1995 schonk deze mevrouw het complete familiearchief Wagtho (een Zeeuwse patriciërsfamilie) aan het RA Zeeland. Hoe kwam zij daaraan? DUKER, Joanna (I2947)
 
546 In advertentie 15 juni, ‘op ‘t huis Panderen’ DUKER, Margaretha Petronella (I339)
 
547 in BS Overlijden, bij overlijden 3 jaar oud. WALLER, Petrus (I721)
 
548 in buurtschap Ees HUIZING, Jantien (I2637)
 
549 in buurtschap Ees HUIZING, Hindrik (I2638)
 
550 in buurtschap Ees HUIZING, Albertien (I2639)
 

      «Vorige «1 ... 7 8 9 10 11 12 13 14 15 ... 32» Volgende»